Het eerste Nederlandse omroepprogramma vond plaats op 6 november 1919 toen de Friese technicus en radiopionier Hans Henricus Schotanus à Steringa Idzerda vanuit de Haagse Beukstraat 8 een radioprogramma met muziek en een menselijke stem uitzond die niet alleen in Nederland te ontvangen was maar ook in Engeland en Schotland. De erkenning is voor Idzerda omdat het programma is aangekondigd via een advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en het met regelmaat, elke donderdagavond van acht tot elf uur, wordt uitgezonden. Dit in tegenstelling tot eerdere radio-experimenten. Idzerda had eerder in het voorjaar van 1919, samen met Philips Gloeilampen NV, tijdens de jaarbeurs in Utrecht een draadloze verbinding met gesproken woord tot stand gebracht over een lengte van twaalf honderd meter.
Voormalig NPO-radiodirecteur Jan Westerhof, zelf radioman en radiomaker in hart en nieren, viert met in zijn boek We waren er bij, aan de hand van historische en culturele feiten en in interviews met de radio-iconen de radio-ontwikkeling in Nederland in de afgelopen eeuw.
De zwakte van radio is dat het ook als vanzelfsprekend wordt ervaren, dat geldt met name in de politiek.
In augustus 2015 zei je in het radioprogramma De Perstribune dat radio voor jou als ‘water uit de kraan’ voelt en iets vanzelfsprekends is. Vind je dat nog steeds?
“Ja, dat is de kracht en de zwakte van het medium. De kracht zit erin dat het vanzelfsprekend is en dat mensen het zo ook ervaren en incorporeren in hun leefstijl, men staat er mee op en in de loop van de dag heeft een ieder zijn eigen momenten om radio te luisteren. Er zijn ook mensen die met de radio in slaap vielen, dat is een compliment. De zwakte van radio is dat het ook als vanzelfsprekend wordt ervaren, dat geldt met name in de politiek. Als men in Den Haag over het bestel praat, bijvoorbeeld over wat er op het spel staat, dat gaat het vaker over televisie en online dan over radio.”
Bij het schrijven van dit boek merkte ik dat de mensen die zich met radio bezighouden professional en liefhebber zijn, dat zie je bij televisie en de kranten veel minder.
Radio is altijd een ondergeschoven kindje geweest.
“Precies. Bij het schrijven van dit boek merkte ik dat de mensen die zich met radio bezighouden professional en liefhebber zijn, dat zie je bij televisie en de kranten veel minder. Tussen mensen die bij de radio en de televisie werken zit inderdaad een cultuurverschil.”
‘In 2011 luistert de Nederlander van 10 jaar en ouder nog gemiddeld 203 minuten per dag, in 2017 is dat veertig minuten minder, gemiddeld 163 minuten’, zo schrijf je in je boek.
“De luistertijd is afgenomen, maar dat is onvermijdelijk gezien het grote aanbod en het online gebruik. Vooral de commerciële radiostations maken zich zorgen of tieners nog wel radio luisteren. Maar dat is volgens mij slecht te voorspellen. Al je naar de eeuw van radio kijkt dan is opvallend dat het medium zich altijd heel goed heeft aangepast aan de veranderende technologie.”
Niet alleen aan de technologie, maar ook – zo blijkt uit je boek – aan de veranderende sociale en culturele omstandigheden. Je benoemd een aantal omslagpunten in je boek. Bijvoorbeeld de jaren zeventig die je de ‘broedplaats van de generatiekloof’ noemt, waarbij een andere toon op de radio te horen is. Niet meer plechtig, maar recalcitrant. Verder ontstond in 2014 een, meer beleidsmatig, omslagpunt doordat het publieke bestel werd georganiseerd na bezuinigingen.
“Precies, maar ik voeg graag andere omslagpunten aan toe. Technologie was historisch vaak leidend aan omslagpunten in de geschiedenis van 100 jaar radio. Het was de techniek die het mogelijk maakte dat aan het begin van de vorige eeuw er geluid bij de mensen in de huiskamer binnenkwam. Dat was een revolutie. De Italiaan Marconi (citaat: Op 12 december 1901 overbrugt Marconi de Atlantische Oceaan met een overgeseind bericht van Engeland naar Newfounland, red.) en de Nederlander Hanso Idzerda hebben hierbij aan de basis gestaan. Omslagpunten waren ook de transitie van buizenradio naar transistorradio wat het medium mobiel maakte. Bij de komst van de transistorradio kwam ook de televisie, hierbij raakte de radio zijn centrale plek in de huiskamer kwijt. En het derde moment is de digitalisering, hierbij krijgt de radio een plek in de auto, de keuken en de slaapkamer. Als gevolg hiervan veranderde ook het gedrag van het publiek. Doordat in de jaren zestig en zeventig maatschappelijk veel gebeurd wordt radio ook het medium van de babyboom generatie, die een belangrijk deel van hun identiteit lenen aan wat op de radio te horen is. De radio hield hen een spiegel voor en werd hiermee een communicatiemiddel.”
De radio werd in de jaren zestig een secundaire medium, schrijf je. Krijgt de radio hiermee een iets minder belangrijkere rol?
“Dat is zeker zo. Dat geldt zeker in de functie van de radio als amusement en drama. De radio raakt deze rol kwijt aan de televisie. Bij de digitalisering raakt de radio weer andere functies kwijt, zoals de servicerubrieken die de radio vroeger had, bijvoorbeeld de waterstanden.”
Kun je zeggen dat er in 100 jaar radiogeschiedenis een technisch en een sociaal-cultureel spoor loopt waaraan de radio zich altijd heeft aangepast, meer dan de televisie dat heeft gedaan? Radio was er in de vorige eeuw als primaire bron voor allerlei informatie en communicatie en amusement, in de 21ste eeuw gaat het meer om beleven en delen.
“Dat kun je zeker zo zeggen, televisie worstelt nog steeds met wat ze online moeten. De rage van second-screen is op niks uitgelopen. Het resultaat is dat het on demand kijken vooral toegenomen is. Het publiek heeft geen boodschap meer aan de uitzendschema’s. Bij de radio is er vanaf het begin gezocht hoe online geïntegreerd kon worden in de programmering, daar excelleert radio nu ook mee. Ik verklaar dat doordat de maker veel meer op de techniek zit en zelf letterlijk aan de knoppen wil zitten. Televisie is veel hiërarchisch georganiseerd.”
“We zijn in een beeldsamenleving terecht gekomen.”
Hoe kan het dan dat radio altijd, zoals aan het begin van ons gesprek al gezegd, altijd het onderschoven kindje is geweest?
“We zijn in een beeldsamenleving terecht gekomen.”
In 100 jaar geschiedenis van de Nederlandse radio, de basis van je boek, zijn twee belangrijke ijkpunten. De radio-uitzending van Hanso Idzerda op 6 november 1919 vanuit de Beukstraat 8 in Den Haag wordt beschouwd als het eerste echte omroepprogramma in Nederland en op zaterdag 21 juli 1923 kwam voor het eerst vanuit Hilversum een radio-uitzending, met omroeppionier Willem Vogt achter de microfoon.
Hoe zou je deze momenten willen omschrijven?
“Als revolutionair. Dat is ook de reden dat ik aan het begin van mijn boek uitgebreid de rollen beschrijf van de radiopioniers.”
Hoe zou Hanso Idzerda in 2019 tijdens het 100-jarig radiojubileum geëerd moeten worden? Moet zijn foto bijvoorbeeld worden toegevoegd aan de Wall of Fame in Beeld en Geluid?
“Dat is een goed idee! Met mijn boek wil ik Idzerda ook de rol geven die hij verdient. Hij was de belangrijkste radiopionier in Nederland.”
Je beschrijft in het boek ook de rol van Philips die in 1923 investeerde in de Hilversumse NSF, de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek. Je schrijft: ‘De geschiedenis van de radio krijgt hier een belangrijke wending; Hilversum zal de stad van de omroep in Nederland worden. In Hilversum wordt met behulp van de techniek van de NSF de basis gelegd voor het huidige omroepbestel’
“Wat Philips gedaan heeft is voor mij vergelijkbaar met de komst van de eerste Apple computer. De rol van Philips heeft veel indruk op mij gemaakt, na bestudering van stukken en interviews. Ik heb respect gekregen voor Anton en Gerard Philips. In de canon wordt gezegd dat de twintigste eeuw de eeuw is van de televisie, ik vind dat de radio hiermee tekort wordt gedaan. Radio was er toch eerder. Ik zie televisie veel meer in het verlengde van radio.”
“Wat Philips gedaan heeft is voor mij vergelijkbaar met de komst van de eerste Apple computer.
Dankt Hilversum zijn rol als mediastad eigenlijk aan Philips?
“Zeker, Philips heeft daarin een grote rol gespeeld.”
We maken een sprong in de geschiedenis van 100 jaar radio. In je boek beschrijf je uitgebreid de rol en ondergang van de zeezenders Radio Veronica en Noordzee (via interviews met Willem van Kooten, Tineke de Nooy, Lex Harding, red.), half jaren zeventig en de komst van Hilversum 3 op 11 oktober 1965. In het begin wilde de politiek en Hilversumse omroepbestuurders eigenlijk helemaal geen Hilversum 3.
“Dat klopt. Toen Hilversum 3 kwam, voor een deel kwam dit radiostation er natuurlijk vanwege de concurrentie met Radio Veronica maar ook omdat het Nederlandse luisterpubliek andere wensen had, vonden de omroepbazen de muziek en programmering toch minderwaardig. Het werd Hilversum 3-muziek genoemd. Ondanks dat kreeg Hilversum 3 toch een heel groot luisteraandeel, de bestuurders moeten onder druk van deze populariteit schakelen om ook Hilversum 1 en Hilversum 2 meer te richten op het publiek.”
De wens van de luisteraar van Hilversum 3 werd, door bestuurders Hilversum, in het begin niet serieus genomen. In je boek beschrijf je Hilversum 3 als een ‘ratjetoe’.
“Ook daar zitten twee kanten aan. Er was dedain voor de publieke smaak. De makers op 3 zagen en namen de ruimte die er bij Radio Veronica wel was, in de geschiedenis zie je 3 altijd een zender is geweest waar makers een groot aandeel hebben in hoe die zender klonk en klinkt. Het was inderdaad een blinde vlek waarbij 3 niet wist wat het publiek wilde. Ze stonden onvoldoende in dienst van het publiek.”
We spraken eerder dat de radio zich altijd heeft aangepast heeft aan de samenleving, maar dat gold niet bij Hilversum 3 waarbij de radiobazen deden alsof ze een popradiozender wilden.
“De makers zijn wel met hun tijd meegegaan, dit geldt voor Willem van Kooten en Frits Spits. Zijn Avondspits was een geweldig succes omdat hij feilloos aanvoelde hoe je radio voor een groot publiek maakte. En dat is meer ondanks de omroepbestuurders dan dankzij de bestuurders.”
Kun je in historisch perspectief zeggen dat het beter voor de ontwikkeling van de publieke radio, en met name Hilversum 3, was geweest dat Radio Veronica had mogen blijven na 31 augustus 1974?
“Dat denk ik wel, ik ben altijd voor competitie. Je ziet dit ook in de recente geschiedenis met de komst van BNR. Deze zender is geen grote speler in de radiomarkt, het heeft een bescheiden luisteraandeel van net onder de 1%. De pr en het imago van BNR zijn goed. BNR heeft zeker voor veranderingen gezorgd in de programmering van NPO Radio 1, zoals het beter moeten nadenken over hoe het publieke beter bediend en vastgehouden kon worden. Ik zag in mijn rol als zendermanager van NPO Radio 1 dat het brengen van en hoe om te gaan met breaking news miste bij NPO Radio 1. De verslaggeving van de Enschedese vuurwerkramp en de Bijlmerramp was dramatisch zo slecht hoe dat werd gebracht. Onder druk van BNR, die ons regelmatig toch te snel af was, hebben we dat kunnen veranderen en is het goed gekomen.”
Heeft BNR de publieke radiozenders recent ook ingehaald in de ontwikkeling en het beschikbaar stellen van podcasts? BNR heeft via smartradio daar volop ingezet.
“Dat weet ik niet, maar ik zie wel dat de NPO met nieuwe apps komt op het gebied van podcasts. Eerlijk gezegd kijk ik wel met bewondering naar Sjors Fröhlich en zijn manager marketing Kris Sloot, die laatste heeft indertijd 3FM heel stevig heeft neergezet. Er is ook nog geen goed verdienmodel bedacht voor podcasts, dat constateer ik ook. Er wordt veel over podcast gesproken, maar zelf beluister ik er weinig. Podcasts zijn voor mij spin-offs van de radio. Ik luister via mijn radio’s in mijn werkkamer, badkamer, keuken, huiskamer, in de trein en in de auto naar de FM en DAB+. Ik vind het live gevoel van radio zo prettig. Ik wil aangesloten zijn op wat er in de wereld gebeurd.”
Het bestel wordt nu gedomineerd door de commerciële radiozenders. Uit de meest recente luistercijfers blijkt dat alleen NPO Radio 2 als publieke zender in de Top 4 stond, ingeklemd door 538, Qmusic en Radio 10. Jij was als een voorstander dat er minstens twee publieke radiozenders in de top horen te staan.
“Dat klopt. Ik zou willen dat het radiobestel weer in balans blijft. Ik ben niet voor een door commercie gedomineerd omroepbestel.”
Ben je meer een publieke omroep radioman of commerciële?
“Mijn hart zit bij het medium radio en de publieke omroep, maar als journalist en schrijver van dit boek heb ik geprobeerd om zo objectief en journalistiek mogelijk te kijken naar publiek en commercieel dan als oud radiodirecteur te kijken. In mijn tijd als bestuurder bij de NPO luisterde ik zeker naar de commerciële radio, waarbij ik vond dat de publieke radiozenders zeer innovatief waren en hierin veel beter waren dan de commerciële radiostations. De NPO had de lead, niet alleen in Nederland maar ook in Europa. Ik luisterde niet alleen naar de commerciële radio, maar heb ook met ze samengewerkt. Het was op mijn NPO-kantoor dat er een gesprek was met Jan-Willem Brüggenwirth om samen, de NPO en VCR, op te trekken om DAB+ tot een succes te maken. Mijn insteek was altijd om het medium sterk te houden, daarom hoop ik ook dat in het jubileumjaar er ook een samenwerking komt om 100 jaar radio te vieren. De commerciële radiostations doen hun geschiedenis tekort als ze 100 jaar radio in 2019 niet willen vieren.”
“Ik heb altijd geweten dat het spannend zou worden of DAB en DAB+ een substantiële bijdrage aan de distributie zou kunnen leveren.”
Bij de start van DAB+ bij de NPO, zei je op 3 september 2013 in het radioprogramma Lunch ‘overtuigd’ te zijn van het toekomstige succes van DAB+. Ben je nog steeds zo overtuigd? DAB+ is niet het succes geworden.
“Ik heb altijd geweten dat het spannend zou worden of DAB en DAB+ een substantiële bijdrage aan de distributie zou kunnen leveren. Ik zie wel een grote bedreiging in bijvoorbeeld de ontwikkelingen bij de connected car. Je ziet daar dat de automerken graag de inhoud van de content willen bepalen. Het wordt dan voor de broadcasters heel lastig, maar ook verstandig om een eigen distributienetwerk houden en niet afhankelijk worden van de Googles en automerken van deze wereld. Ik weet eerlijk gezegd niet de oplossing. Ook Idzerda wist indertijd niet of radio een succes zou worden, soms moet je vanuit visies en hartstocht iets doen. Dat geldt ook voor DAB+. Ik denk ook dat het nodig is om op een moment een streep in het zand te zetten waarop de switch off van de FM in Nederland moet plaatsvinden. In mijn boek beschrijf ik dat moment, na gesprekken met deskundigen, ergens tussen 2027 en 2032. De middengolf is (in 2015, red.) ooit ook afgezet.”
Dus op het gebied van de toekomst van broadcast radio moet men binnen radioland goed lessen trekken uit de huidige ontwikkelingen in de strijd tussen televisie broadcasters en Google, Netflix en Amazon.
“Jazeker.”
Welke radioprogramma’s beluister je zelf graag? We hebben de lastigste vraag tot het laatst bewaard.
“Ja, dat is zo. Zo’n lijstje is heel persoonlijk. Als je mij morgen zou spreken is het volgende lijstje misschien heel anders. Ik luister veel naar het Radio 1 Journaal, ik ben groot fan van Jurgen van den Berg. Ik word graag bijgepraat en luister graag naar opinies. Verder luister ik graag naar De Taalstraat van Frits Spits, Coen en Sander, Rob Stenders, Edwin Evers – hoewel ik het soms niet kan verdragen wanneer er teveel wordt gelachen. Michiel Veenstra wordt onderschat. Dat hij weg is bij de NPO, zo gaan die dingen. Er komt misschien wel een nieuwe Michiel bij de NPO. Ik voel mij niet helemaal behorend bij de doelgroep van NPO Radio 5.”
VIDEO: Nieuwe indeling radiozenders publieke omroep (jaren 70)
“We waren erbij” is een mooi boek als aftrap voor het jaar waarin de radio 100 jaar bestaat.
Echter staan er nogal enkele fouten in die via een korte zoektocht (Google) op internet waren te voorkomen. Fouten die je van een journalist niet zou verwachten. We noteren:
Blz. 78: De laatste woorden van Rob Out staan tussen aanhalingstekens. Waardoor je zou verwachten dat deze letterlijk zo zijn uitgesproken. Maar de juiste laatste woorden waren: “Met het afscheid nemen van Veronica sterft ook een beetje de democratie in Nederland. Dat spijt me… voor Nederland”.
Blz. 83: In alinea Nederpop: Schocking Blue moet zijn Shocking Blue.
Blz. 84: Bij de foto van het gestrande schip staat 1974 als jaartal. Dit moet toch echt 1973 zijn.
Blz. 93: Bijschrift onder foto met Jan Rietman. Het programma is inderdaad begonnen eind jaren ‘70. Maar deze foto is uit de jaren ‘80. De foto is genomen tijdens een tv-editie van dit programma, en Los Vast op tv begon pas half jaren ‘80.
Blz. 95. Het verhaal over de laatste syncroonuitzending van 3FM op FM en middengolf klopt niet. Felix heeft deze stunt vele jaren eerder uitgehaald., eind jaren ‘70 of begin jaren ‘80. In de jaren ’90 presenteerde Felix niet meer op 3FM.
Blz. 96: Onderste foto met Felix Meurders, de eerste dj-presentatie set is beter te duiden als de eerste mono dj-tafel bij Hilversum 3. Dit exemplaar heeft de periode dat de zender Radio 3 heette nooit gehaald.
Blz. 109: tweede kolom staat 50+-omroep. Leest een beetje als een 50 plusminus omroep. Eventueel vervangen door 50 plus-omroep.
Blz. 158: In de eerste kolom staat ongeveer halverwege: pu-blieke zender.
Blz. 160: Onderschrift bij de foto. De Registratiekamer is niet de juiste benaming. Registratiekamer is een benaming voor radiostudio’s die tot in de jaren ‘90 gebruikt werd. Beter is het om het te benoemen als de Eindregie van NPO radio 1. Deze ruimte werd niet alleen voor het Radio 1 Journaal gebruikt, maar voor alle programma’s van NPO radio 1. Inmiddels is deze ruimte ontmanteld en vervangen door nieuwe studio’s.
Blz. 167: Alinea: Zeg eens euh. De Breakfast Club werd toch echt uitgezonden van zes tot negen uur en niet zoals daar geschreven van zeven tot negen uur.