Martin Kothman, bestuurder van FNV KIEM, reageert kritisch op de plannen van staatssecretaris Sander Dekker voor een vernieuwing van het publieke omroepbestel.
Wat vind jij van de plannen van Dekker?
Kothman: “FNV KIEM is zeer bezorgd over het toekomstbeeld dat de liberale staatssecretaris met betrekking tot de Publieke Omroep schetst. Vanaf 2016, de start van de nieuwe concessie periode, moeten de omroepen al gaan voldoen aan de plannen van de staatssecretaris. Dan gaat ook nog eens een extra bezuiniging van 50 miljoen effect krijgen. De gevolgen van de plannen voor de omroeporganisaties en dus voor de medewerkers van de publieke omroepen zijn in de visie van FNV KIEM heel groot. Het opengooien van het bestel door creativiteit van buiten toe te laten, is op zichzelf geen verkeerde gedachte. Maar dat kan ook geregeld worden met de omroepverenigingen, die geacht worden om alle maatschappelijke stromingen te vertegenwoordigen en het omroepaanbod voortdurend te innoveren. In de toekomstplannen wordt het budget waarmee de omroepen programma’s kunnen maken nog verder gereduceerd tot 50 procent en minder. Het verstrekken van het omroepbudget aan programma-aanbieders buiten de omroepen leidt misschien tot een nog creatiever en open bestel, maar ook tot versnippering en bureaucratie. Nu al moeten omroepen voor de productie van kwaliteitsdrama budgetten samen voegen. Financiering van kwaliteit wordt in de plannen van de staatssecretaris dus een probleem.”
Wat zullen de gevolgen zijn voor de werkgelegenheid verwacht je?
Kothman:“Er zal als gevolg van deze plannen nog meer goede werkgelegenheid bij de omroepen verloren gaan zonder garanties dat er liefst structurele werkgelegenheid voor terug komt. Budget dat van iedereen is, is dus ook van niemand en kun je dus in de toekomst makkelijk weg bezuinigen. Ook zal de arbeidsmarkt van de publieke omroep nog verder flexibiliseren dan nu al het geval is. De omroepen zullen zich meer en meer gaan gedragen als waren zij commerciële programma producenten die werken met een zeer kleine kern vast personeel en veel flexibel personeel met soms zeer slechte arbeidsvoorwaarden en dito arbeidsomstandigheden. Creatieve organisaties waar creatieve programmamakers werkzaam zijn, zijn echt gebaat bij enige stabiliteit en continuïteit. Wat dat betreft zou het een zegen zijn als de politiek de toch al zwaar aangeslagen omroeporganisaties eens een periode met rust zou laten. En concurrentie (creatieve competitie) is in het bestel al lang aanwezig omdat de omroepen onderling moeten concurreren en dus ook innoveren om hun programma’s gemaakt (volgens hun maatschappelijke missie) ook uitgezonden te krijgen. Ook daarvoor hoef je dus het bestel niet zo te veranderen als nu door de staatssecretaris wordt voor gesteld.”
Krijgt de publieke omroep door deze plannen een structuur die toekomstbestendig is?
Kothman:“Een structuur zal nimmer toekomst bestendig zijn, maar altijd aangepast worden aan de werkelijkheid die op grond van de omstandigheden noodzakelijk is. Zeker voor publieke omroepen betekent dit dat we, sinds de fiscalisering van de omroepbijdrage er door is gekomen, voortdurende stelselherzieningen hebben gekend. Laatstelijk de reductie van 24 naar 8 organisaties. Moet nog blijken of dit de beoogde resultaten in synergie en innovatieve kwaliteit van programma’s op zal gaan leveren. Het publieke omroepstelsel is een speelbal geworden van de politiek, waar zij zich niet meer richt op de samenleving waar ze voor is, maar op de politieke wensen. Zolang de politiek die situatie in stand houdt, is elke structuur die wordt bedacht niet toekomstbestendig en eindigen we uiteindelijk bij een gemarginaliseerde public broadcasting zoals in de VS het geval is, die af en toe een pareltje in de markt mag zetten, maar meestal een teruggetrokken bestaan leidt. Geen organisatie die midden in de samenleving kan staan en, direct gecontroleerd door burgers, daar ook mede vorm en richting aan kan geven.”
Bemoeit de politiek zich niet (te) erg met de inhoud van de programmering?
Kothman:“Nederland moet op zijn tellen passen. Hier is een liberaal populistische staatssecretaris bezig zich politiek statuur te verschaffen door zich nadrukkelijk te bemoeien met de inhoud van de programmering op de publieke omroep. FNV KIEM staat voor een onafhankelijke publieke omroep die een breed programma aanbod voor alle Nederlanders kan bieden. Publieke omroep is geen commerciële omroep, want die heeft sinds 25 jaar terecht haar eigen plaats en identiteit in ons media bestel gevonden. Maar publieke omroep is ook geen cultureel maatschappelijk getto met een beperkte opdracht. Waar in heel Europa de publieke omroeptaken onder druk staan, moet Nederland het zover niet laten komen. We sluiten ons dan op dit punt ook heel graag aan bij het manifest van de internationale organisatie van media werknemers EURO MEI waarbij FNV KIEM is aangesloten.”
Zal het beperken van een genre als amusement gevolgen hebben voor de financiering van de publieke omroep?
Kothman:“Geen of heel weinig amusement op de publieke netten zal brede publieksgroepen zeker niet meer gaan binden aan de publieke NPO netten. Ook leidt dat dan direct tot lagere inkomsten voor de STER, want kijkcijfers en reclame inkomsten hebben een directe relatie. De hybride financiering van de Publieke Omroep uit belastinginkomsten en STER is een bewuste (zuinige) keuze geweest van de politiek. Juist vanwege de bezuinigingen van 250 miljoen op het budget van de PO zijn de STER inkomsten hard nodig om de innovatie en creatieve kwaliteit van de publieke omroep, voor grote en kleine doelgroepen, te kunnen blijven financieren. Daarbij komt dat de politiek de publieke omroep als effect van de bezuinigingen welhaast opdraagt om meer reclame inkomsten te genereren. Het beperken van de programmering tot uitsluitend educatie, informatie en cultuur heeft tot gevolg dat de publieke omroep op termijn zal marginaliseren. Dat kan juist voor die kwetsbare programma categorieën, maar zeker ook voor het beoogde bereik daarvan in de samenleving, nare gevolgen hebben. De publieke omroep moet dus anders en innovatief amusement kunnen blijven maken als doel om brede publieksgroepen aan zich te kunnen blijven binden.”
Geef als eerste een reactie