De dubbele knipoog van meneer De Uil

Nostalgie voor alle lieve kijkbuiskinderen. Zaterdag is het precies vijftig jaar geleden dat De Fabeltjeskrant voor het eerst op tv kwam. Een tentoonstelling en een boek brengen meneer De Uil en het Dierenbos opnieuw tot leven. Inclusief de knipoog. Een dubbele knipoog, want er komt een boek én een film uit.

Ze hadden nog wat nodig voor de kinderen. De programmering voor het nieuwe tv-seizoen 1968-1969 was ongeveer rond, maar er ontbrak nog iets aardigs voor de kleintjes.

Wie moest Pipo de Clown en Barend de Beer opvolgen? Daarom kwamen een paar kopstukken van de overkoepelende omroep NTS op bezoek bij Thijs Chanowski in Amsterdam. In een doolhofachtig pand aan de Prinsengracht runde hij een bedrijf dat reclamefilms maakte. Of hij nog iets had, was de vraag uit Hilversum. Nou, dat had hij. Ergens in een la bewaarde hij nog een paar animatiefilmpjes, met een uil als verteller. Het waren bewerkte fabels van de Franse schrijver Jean de la Fontaine. Hij had de filmpjes al een paar jaar eerder gemaakt, maar toen was er weinig belangstelling voor. Nu leek de NTS er wel voor te porren.

Om de fabels een Nederlands tintje te geven, lieten ze een paar proefafleveringen maken met verschillende schrijvers. Daarbij bleek dat de teksten van journalist en reclameman Leen Valkenier de leukste waren: gevat en origineel. Na een paar fabels gebaseerd op het Franse voorbeeld, liet de schrijver dat sjabloon varen en schiep hij zijn eigen karakters en verhalen. Dat werd de Fabeltjeskrant.

Stem
Creatieve geesten in het pand naast Chanowski kregen de opdracht snel poppen en decors te maken. Ook kwamen er vlug acteurs bij om die poppen een stem te geven: Frans van Dusschoten, Elsje Scherjon en Ger Smit werden hiervoor gestrikt door de jonge Fred Emmer, die destijds een ’stemmenbureau’ runde voor reclamespotjes. Haast was geboden, want Hilversum wilde binnen een maand een reeks afleveringen hebben. Daarom waren de filmmakers de eerste tijd bijna dag en nacht aan de slag, met één regisseur die overdag de leiding had en een tweede voor de avonden en de weekends.

Voor het schrijven van zijn boek ’Hallo meneer de Uil’, keek auteur Patrick Bremmers meer dan duizend afleveringen terug. Daarbij viel hem vooral de eenvoud van de eerste reeks op. „De decors zijn vrij simpel en sober. Een aantal poppen is nog niet echt ontwikkeld. Soms zie je per ongeluk in beeld een verdwaalde hand van een poppenspeelster verschijnen. Of er hangen duidelijk zichtbaar, dunne draadjes boven de hoofdjes.”

Kleuren-tv
Dat de introductie van de kleurrijke serie bijna samen viel met de opmars van de kleuren-tv in ons land, moet hebben bijgedragen aan de populariteit van de serie. Maar ook de horizontale programmering – elke dag voor het journaal van zeven uur op twee netten tegelijk – maakte de bewoners van Fabeltjesland tot vertrouwde gasten in de huiskamers. En dan was er natuurlijk de herkenbaarheid die de kijker vertrouwd maakte met de serie, denk maar aan de vertrouwde knipoog van meneer De Uil die de kijker als toetje cadeau kreeg nadat hij zijn kijkbuiskinderen met geruststellende woorden naar bed had gestuurd. ’En nu maar knus naar jullie warme nestjes. En denk erom: oogjes dicht en snaveltjes toe. Slaap lekker.’

Praathuis
Over knipogen: de kracht van de Fabeltjeskrant was de knipoog naar de werkelijkheid. Gastarbeiders uit het Buitenste Buitenbos, Truus de Mier die een band had met de vrouwenbeweging, gekte rond het Eurovisie Songfestival en de opkomst van de computer: alles kwam voorbij in en rond het Praathuis van Bor de Wolf. Zelfs de Tweede Wereldoorlog dook even op in de uitzending van 4 mei 1972 (Dodenherdenking). Daarin vertelt Momfer de Mol over types die in het verleden een tuin binnendrongen. „Die vertrapten ál onze molshopen. En ook m’n vader en moeder. Ze hadden hele grote schoenen aan. En toen had ik geen vader en moeder meer.’’

Hoewel het programma de typisch Nederlandse tijdgeest op de huid leek te zitten, sloeg de serie ook in het buitenland aan. De beelden kwamen in heel Europa op tv en zelfs in Japen en Australië werden kinderen door meneer De Uil naar bed gestuurd. De grap was ook dat Leen Valkenier de meeste afleveringen ver van de Nederlandse realiteit bedacht: hij schreef de teksten – met de hand – in zijn huis op Ibiza. Met vliegtuigen vol vakantiegangers gingen de scenario’s vervolgens naar Amsterdam. En als hij de deadline niet leek te halen – wat regelmatig gebeurde – bracht de telex uitkomst.

Vader
„Want dieren zijn precies als mensen. Met dezelfde mensenwensen en dezelfde mensenstreken”, zong meneer De Uil altijd. In hoeverre zijn de karakters van de Fabeltjeskrant gebaseerd op bestaande mensen? Daarover zijn twee lezingen. In het jubileumboek staan citaten waarin Valkenier ontkent dat hij bij het schrijven leunde op echte personages. Alleen Ed en Willem Bever kwamen uit zijn nabijheid, erkende hij. „Die zijn samen mijn vader. En een juffrouw Ooievaar die altijd de baas wil spelen, vind je overal terug”, zei hij in een interview.

Tegelijk beweren de makers van een jubileumtentoonstelling in Rotterdam dat Valkenier de karakters in de Fabeltjeskrant kneedde naar het evenbeeld van een vriendengroep waarmee hij in zijn jeugd optrok. „Juffrouw Ooievaar, Meneer de Uil, de gebroeders Bever en Truus de Mier waren gebaseerd op Rotterdammers met wie hij een toneelgroepje had”, zegt Peter de Klerk, initiatiefnemer van de expositie.

Bij de tentoonstelling zijn videobeelden te zien, waarop een toneelvriend uit die tijd herinneringen ophaalt aan zijn jaren met Leen Valkenier. Bij een toevallige ontmoeting met hem in de trein zou Valkenier in 1972 bevestigd hebben dat hij bij het schrijven teruggreep naar herinneringen aan die vriendengroep. Waarom zou hij dat dan later in interviews hebben ontkend? „Daarnaar kun je alleen maar gissen”, zegt De Klerk. „Maar ik vermoed dat hij eraan voorbij ging omdat hij een hekel had aan conflicten. Hij vond dat zijn eigen karakter het meeste leek op Bor de Wolf. Als het hem allemaal te veel werd, vluchtte die ook het liefste naar het Enge Bos.”

Bioscoopfilm
De eerste reeks van de Fabeltjeskrant duurde tot 1974 en trok regelmatig drie miljoen kijkers. Daarna was de serie van 1985 tot 1990 terug bij de publieke omroep. In 1990 verhuisden de bewoners van het Grote Dierenbos even naar RTL en in 1994 volgde een korte opleving bij de NPS, waarna de dieren na ruim 1600 afleveringen – van de buis verdwenen.

Maar nu keert het volkje uit het Grote Dierenbos terug in beeld. Er is een nieuwe animatieserie in de maak en in de week voor Kerstmis komt er een film in de bioscoop met de titel ’De Fabeltjeskrant & De Grote Dierenbos-spelen’. Jawel: juffrouw Ooievaar wordt filmster. Want meneer De Uil mag dan vijftig zijn, hij houdt zijn snavel nog lang niet toe.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*