Journalist Dick Verkijk (4 juli 1929) schreef in 1974 het standaardwerk Radio Hilversum 1940-1945. Hij is een van de geïnterviewden in de EO-documentaire ‘Het verraad van Hilversum’. Ter gelegenheid hiervan herpubliceren wij op Spreekbuis.nl een interview met Dick Verkijk uit 2016.
[door Peter Schavemaker] Dick Verkijk is 88 jaar wanneer hij in een exclusief interview voor het boek 100 jaar Hilversum Mediastad terugblikt op het schrijven en de publicatie van zijn standaardwerk en – al vóór het verschijnen – geruchtmakende boek Radio Hilversum 1940-1945 waarin hij de rollen van radio en televisiemensen tijdens de Tweede Wereldoorlog beschrijft. Het boek dat meer dan 825 pagina’s bevat werd op maandagochtend 6 mei 1974 in Theater Gooiland in Hilversum gepresenteerd. Het verscheen officieel al op 29 april 1974 en kostte in zachte kaft ƒ 47,50. Verkijk, destijds journalist voor NOS-radio, schreef ruim twee jaar met opoffering van al zijn vrije tijd aan het boek. In 1969 startte zijn voorbereiding. Dick Verkijk benaderde vijftig omroepmedewerkers met de vraag mee te werken aan zijn boek.
Op 14 december 1939 werd in de Hilversumse gemeenteraad vergaderd over het naderende oorlogsgeweld. Dat Hilversum beschikt over strategische doelen, zoals de omroepgebouwen en de NSF, speelde een rol in de discussie. PvdA-raadslid Jan Broeksz zegt dat er zeer zeker luchtaanvallen op Hilversum, dat op dat moment 74.000 inwoners telt, konden worden verwacht. ‘Deze gemeente ligt op den weg naar Amsterdam. Dan zijn hier de NSF, de fabrieken die voor defensie werken en de studio’s. Hilversum is dan thans ook opgenomen in de tweede gevarenklasse.’ Wethouder Kuijper zegt was het eens met de inbreng van Broeksz en anticipeert op een mogelijk tekort aan bluswater en blusspuiten. ‘De voornamelijk babyblusspuiten zijn maar 300 meter lang en kunnen water over een afstand van 1000 meter aanvoeren. Ook zijn er niet voldoende waterpompen.’ De wethouder stelt voor om als extra voorziening de buizen voor de pompen, die bij de AVRO worden gebruikt, in te zetten.
De oorlog begon in radiostad Hilversum op 15 mei 1940, de dag dat Nederland capituleerde. Naast het bataljon van 450 man onder leiding van bevelvoerder Hauptmann Böhmer marcheerde om vier uur in de ochtend ook de Radio Propaganda Kompagnie Holzhammer, bestaande uit een personenwagen en twee vrachtwagens, Hilversum binnen en rijden naar het AVRO-gebouw. Hun bevelvoerder was Arthur Freudenberg, van oorsprong theater- en radiomaker. Bij het Duitse Reichsrundfunkgesellschaf (RRG) regisseerde hij hoorspelen en amusement.
Op 17 mei 1940 zei burgemeester baron Karel de Wijkerslooth de Weerdesteyn in de gemeenteraad. (letterlijke tekst): ’In den nacht van 14 op 15 mei is deze bezetting gearriveerd. De officieren vonden kwartier in Grand hotel Gooiland, legering voor de troepen werd gevonden in de school aan de Rembrandtlaan. In de loop van den dag, den 15en Mei, kwam de regimentscommandant uit Utrecht over, die mij mededeelde, dat deze bezetting niet definitief zou zijn en dat dit bataljon naar Amersfoort zou gaan. Achtergelaten werd een detachement ter bewaking van het AVRO-gebouw en een bewakingsdetachement rondom de radio installatie van de NSF, waar in de nacht van maandag 13 op dinsdag 14 mei 1940 door genietroepen van het Nederlandse leger – net voor de komst van de Duitsers – drie zendmasten van de NSF aan de Jan van der Heijdenstraat waren opgeblazen.’ In het artikel Luchtalarm in de radiostad, geschreven door journalist Eddie de Paepe in een speciale 1945-2016 bijlage in dagblad De Gooi- en Eemlander van 22 april 2016 werd beschreven dat de volgende dag de ravage kan worden aanschouwd. ‘De twee zestig meter hoge zendmasten lagen verwrongen op het terrein,’ herinnert NSF-directeur J. Gieskes zich na de oorlog in de krant. ‘De voorste mast versperde de fabrieksingang, de achterste lag dwars over de galvanische afdeling.’
Burgemeester baron Karel de Wijkerslooth de Weerdesteyn werd vanaf 1 oktober 1940 lid van de NSB. Hij werd op 2 oktober opgevolgd door jonkheer mr. von Bönninghausen.
In 1940 werkten bij de NCRV niet meer dan zestig mensen, de AVRO had als grootste omroep 218 werknemers in dienst; daarna volgden de KRO en de VARA met respectievelijk 152 en 149, terwijl de VPRO 34 personeelsleden had (bron: het rapport Werken in het Gooi van Dick Verbunt en Bets Beltman, gepubliceerd in 1987).
U schrijft in uw boek op pagina’s 53 en 54: ‘Maart 1940 werd Freudenberg opgeleid en in Düsseldorf gestationeerd. Hij hoorde toen voor het eerst, dat Hilversum de radiostad van Nederland was. Zijn opdracht was op 15 mei naar Hilversum te gaan, de studio’s bezetten en onderhandelingen voeren met omroepleiders. Hij had het bevel om eerst de AVRO-studio te bezetten, want de AVRO had voor de oorlog veel met de RRG samengewerkt en was bovendien a-politiek neutraal.’… ‘Bij de AVRO had men er al op gerekend, dat de Duitsers naar hun studio zouden komen omdat er eigenlijk geen radiostudio’s in Hilversum waren; alleen de AVRO had een studio. De programmaleider van de AVRO, mr. J. den Daas had van de directeur Willem Vogt opdracht gekregen in de studio de komst van de Duitsers af te wachten. Ook Guus Weitzel, toen dé omroeper van Nederland, en studiochef W. Capelle moesten aanwezig zijn. Tot grote verwondering van Den Daas stond een aantal vrouwen voor de studio met bossen bloemen klaar om de Duitsers hartelijk welkom te heten. Het eerste wat Freudenberg vroeg toen hij de studio binnenstapte was: “Wo is Herr Vogt?“ Herr Vogt was snel ter plaatse: het eerste overleg tussen de Duitse autoriteiten en de Nederlandse omroep was tot stand gebracht.’ Louis Fréquin, toenmalig hoofdredacteur van De Gelderlander, zo beschrijft Verkijk, herinnert zich dat, toen hij op 9 mei 1940 voor een uitzending in de AVRO-studio moest zijn, Vogt zeer nerveus was. Omstreeks elf uur ’s avonds zei hij tegen Fréquin: ’Ga maar gauw naar huis, vannacht gaat het gebeuren.’
Waarom vielen de Duitsers al eerste de AVRO-studio binnen en vroegen ze meteen naar Willem Vogt?
Dick Verkijk: ‘Voor mij is deze kwestie nog altijd niet volledig uitgezocht. Ik wil er nog achter komen. Op 10 mei vielen de Moffen binnen. Er zijn twee mogelijkheden. Of hij had gehoord van de Nederlandse inlichtingendienst dat er iets zou gebeuren, zij hadden vanuit Berlijn bericht gekregen dat de inval zou beginnen. Of Willem Vogt had het van de Moffen gehoord. Ik neig naar het laatste, omdat Freudenberg direct naar Herr Vogt vroeg. Vogt verwachtte dat ze naar zijn omroep zouden komen. In Duitse archieven moet iets te vinden zijn waarom ze speciaal naar Vogt vroegen. Het antwoord hierop zou zeer interessant zijn. Vogt schreef na de oorlog dat de AVRO in de nieuwe tijd dé omroep van Nederland en Nationale Omroep zou worden, zijn oude ideaal. Inderdaad net als de Duitser wilden. Toen ik Freudenberg sprak was het een vrij redelijke man, geen verrader. Hij voelde zich een vertegenwoordiger van de Rijksomroep in Berlijn.’
Hoe reageerde Vogt na de oorlog op uw vragen?
Dick Verkijk: ‘Hij weigerde, als enige, dat het gesprek opgenomen werd.’
Hoe zagen de Duitsers de AVRO?
Dick Verkijk: ‘Men zag de AVRO niet als een neutrale omroep. De Duitsers waren natuurlijk tegen omroepen zoals de VARA, KRO en NCRV, organisaties die gebaseerd waren op ideologieën die niet de nazi-ideologieën waren. De AVRO was een niet-ideologische omroep, het lag voor de hand dat ze met die lui in zee gingen. Ik denk dat dit al voor de bezetting is bedacht. De Duitsers hebben vanaf begin af aan geprobeerd de omroep te nationaalsocialiseren; dus om er een nazi-omroep van te maken. Ze wilde via de omroep proberen het Nederlands volks te overtuigen dat het nationaal socialisme een goede zaak was. Ze hebben de omroep eerst even laten rommelen, maar er waren ook opgelegde uitzendingen, een aantal omroepen – zoals de VARA – weigerden dat. De AVRO was erg snel om toe te geven aan dat soort aanwijzingen.’
Welke rol speelde de bestuurders van de radiostad Hilversum na de inval in het AVRO-gebouw?
Dick Verkijk: ‘Dat speelde geen rol voor de Hilversumse bestuurders. B&W hebben, naar mij gevoel, ook geen rol kunnen spelen. Zij hadden, ook voor de oorlog, politiek niks te maken met de omroepverenigingen en geen rol op het omroepbeleid. Wellicht kende men elkaar persoonlijk. Voor mijn boek heb ik geen onderzoek gedaan naar de rol van de radiostad zelf. Hilversum bleef radiostad. Nee, ik denk niet dat Hilversum ooit in gevaar is geweest als radiostad. Als de Duitsers hadden bedacht om Hilversum niet meer als radiostad te verklaren, maar een andere stad, dan denk ik dat Hilversum in die tijd blij zou zijn geweest dat ze er van af waren omdat ze niet langer werden gezien als de radiostad van de nazi-omroep.’
In het boek Hilversum en de omroep, in 1995 uitgegeven door de Hilversumse Historische Kring Albertus Perk wordt op pagina 110 geschreven dat het in de zomer van 1941 weinig scheelde of Hilversum zou zijn omroep hebben verloren. ‘Er gingen stemmen op dat een nationale omroep in Amsterdam hoorde te zitten; één stem opperde zelfs Den Haag als omroepmekka. De pro-Amsterdamse stemming werd gekeerd door de NSB-burgemeester (tussen 16 september 1940 en 13 december 1943) van Hilversum Ernst von Bönninghausen tot Herinkhave die een brief stuurde waarin hij de nadelen van een verhuizing naar Amsterdam en de voordelen van Hilversum als omroepstad schetste,’ zo schrijft auteur Stefan Rutte. Ook u schrijft hierover in uw boek op pagina 319 en 320. “Er moest gecentraliseerd worden. Maar waar moest dat gecentraliseerde studio- en administratieve complex worden gerealiseerd? Daarover is al op 30 mei 1941 een dik rapport verschenen, waarin de groten van toen hun mening gaven; twaalf vooroorlogse omroepmensen, van wie er vijf NSB’er waren, plus twee foute en een goede nieuwkomer. Op een enkele uitzondering na zijn ze het allemaal eens: het nieuwe omroepcomplex moet in Amsterdam verrijzen. J. den Daas van de AVRO voert als argument aan: (letterlijke tekst) ‘Een omroep heeft de bedoeling te zijn een instelling, die midden in het volk staat. Gaat er nu geen veel grootere propagandistische waarde van uit van een gebouw van allure in een stad van driekwart miljoen inwoners dan van hetzelfde gebouw in een dorp – zij het dan ook van 75 mille inwoners?’
Is Hilversum, in zijn rol als Radiostad, in gevaar geweest in de Tweede Wereldoorlog?
Dick Verkijk: ‘De Duitsers hadden de studio’s die in Hilversum zaten. Die konden ze mooi gebruiken. Ze hadden anders deze studio’s naar een andere plaats moeten overbrengen. Ik geloof niet dat ze ooit een seconde van plan zijn geweest om Hilversum als radiostad op te geven om naar Amsterdam of naar Den Haag te gaan. Ja, misschien in theorie. Het is nooit verder gekomen dan praten over. De omroepverenigingen en omroepbladen werden opgeheven, maar dit heeft niet geleid tot het afschaffen van Hilversum als Radiostad. Het is alleen radiostad van de Nazi-omroep geworden. De omroepverenigingen waren niet de kern van de radiostad, het bleef radiostad ook zonder die omroepverenigingen. Dat zie je nu nog steeds, ondanks het opheffen en samengaan van omroepverenigingen. Inderdaad ook ondanks de politieke bemoeienis, de nazi-omroep en de verandering nadien. Bovendien, de oorlog was zo kort – relatief – dat het helemaal niet tot uitvoering is gekomen. Bij de komst van de televisie had men de hele zaak naar een andere plaats kunnen doen, maar het is toch allemaal in Hilversum gebleven. Een reden hiervan is dat de omroepverenigingen zeiden dat zij in Hilversum ook de televisie wel wilden doen en het niet aan anderen wilden overlaten. Bussum was een noodoplossing.’
Dick Verkijk is tijdens het gesprek zeer geïnteresseerd wanneer ik hem vertel over het onderzoek, onder leiding van dr. Geraldien von Freitag van de Universiteit van Utrecht, dat in september 2016 van start ging naar Hilversum in oorlogstijd. Het project, bestaande uit de acht thema’s: de burgemeester en ambtenaren, de Duitse aanwezigheid, het dagelijkse leven, de Jodenvervolging, het verzet, de Februaristaking, de Duitse repressie, omroep en de bevrijding, is een samenwerkingsverband tussen het Museum Hilversum, gemeente Hilversum en universiteit Utrecht. In 2020 zal dit resulteren in een boek. Ook zullen er in tussen 2016 en 2019 publieksactiviteiten georganiseerd worden over Hilversum in oorlogstijd.
Op welk onderzoeksresultaat hoopt u?
Dick Verkijk: ‘Ik ken deze onderzoekscommissie niet en begrijp niet zo gauw met welk nieuws ze willen komen op het onderwerp omroep. Ik hoop wel dat ze de rol van Willem Vogt – voor de oorlog – onderzoeken, dat moet en zou interessant zijn. Na de oorlog hebben ze Vogt de hand boven het hoofd gehouden omdat ze dat nodig hadden om het omroepbestel weer terug te laten komen.’
Dick Verkijk kreeg vanuit de kranten- en omroepwereld vele reacties op zijn boek. Zo kopte het Algemeen Dagblad op 29 maart 1974 Oorlogsverleden van de omroep door Dick Verkijk blootgelegd en sprak in het artikel van een tijdbom onder de Nederlandse omroepwereld die op 29 april tot ontploffing zal komen. Bomlegger is Dick Verkijk, schrijft het AD. Het Utrechts Nieuwsblad van 30 maart 1974 noemde het boek een onthullend stuk historie. Journalist Martin van Amerongen sprak in Vrij Nederland (VN) van 30 maart 1974 ook over een tijdbom en noemde foute omroepmedewerkers De moffenknechten van de Gooise Matras.
Hoe krijgt u terug op deze koppen?
Dick Verkijk: ‘VN heeft teksten uit mijn boek gepubliceerd voordat ze überhaupt vrijgegeven waren voor publicatie. Het proces wat ik daar tegen aan heb gespannen heb ik gewonnen. De kop van Martin van Amerongen vind ik een beetje te ver gaan, maar het is wel waar. Veel van die mensen die mee hebben gedraaid vind ik toch collaborateurs. Het woord collaborateur is beter, maar in die zin waren ze toch moffenknechten. Mijn bezwaar toen en nu was niet tegen die kop, maar tegen de onjuiste voorpublicatie.’
Historicus prof. dr. Lou de Jong van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) en zelf auteur van het veertiendelige standaardwerk over de Tweede Wereldoorlog complimenteerde Verkijk enkele malen, blijkt uit brieven die de auteur van dit boek vond in het persoonlijke archief dat Verkijk naliet aan Beeld en Geluid. Zo schreef De Jong op 9 mei 1973: ‘Ook het tweede deel van je manuscript heb ik met grote belangstelling en waardering gelezen. Ik vind dat je een bijzonder waardevol werkstuk tot stand hebt gebracht waarin de geschiedenis van de omroep in openhartigheid en met fairness beschreven wordt.’ En op 18 oktober 1973: ‘Je hebt een belangrijk boek geschreven en daarvoor zijn om te beginnen onze instelling en ikzelf je van harte erkentelijk.’ Lou de Jong las ook mee tijdens het schrijfproces en gaf Dick Verkijk regelmatig inhoudelijke feedback. Het persoonlijke archief bevat ook notitieblokken met handgeschreven aantekeningen van Verkijk hoe het boek tot stand kwam.
Het eerste exemplaar van Radio Hilversum 1940-1945 werd overhandigd aan mevrouw Moene, de weduwe van Jan Moene, de in 1972 overleden technicus bij de VARA en later productieleider NOS-tv. Moene had Verkijk geïnspireerd tot het schrijven van zijn boek, doordat hij in de oorlog sabotagewerk deed in Hilversum, waaronder radiotoespraken van Max Blokzijl, voormalig zanger en journalist en tijdens de Tweede Wereldoorlog een van Nederlands bekendste collaborateurs.
Citaten uit het boek Radio Hilversum 1940-1945 zijn met toestemming van Dick Verkijk gebruikt.
Een mooi stuk geschiedschrijving !
Behalve in Hilversum waren er ook mensen bij de zenders in Radio Kootwijk en Jaarsveld die werkten voor de nazi omroep. Kennelijk nooit gesaboteerd.
En de PTT die de draadomroep verzorgde.
Toen in 43 het verbod op bezit van radio toestellen inging en de zenders werden uitgeschakeld werd de draadomroep belangrijk die de Hilversumse omroep nog wel doorgaf.
Overigens was dat radio verbod het gevolg van de BBC die zeer sterke zenders had geplaatst aan de Engelse oostkust waardoor de Duitsers Radio Oranje niet meer goed konden storen.
Het radio bezit verbod ging 3 maanden na de ingebruikname van de zenders in Ottringham in.
Was er in die tijd geen nos. Of toen nts?
Nee – NTS is pas in 1951 opgericht
NTS is tv en dat was er niet in de oorlog.
Althans niet in Nederland.
Ah. Logisch ja. 🙂
1930-15-05-1940 AVRO, KRO NCRV, VARA en VPRO zonder via twee radiostations zonder naam uit op de AM 722 kHz en 995 kHz .en langegolf 160 kHz
Er is een Radio Omroep Controle Commissie (RoCoCo) die programma’s kan censureren voor de uitzendingen. Je kan enigszins zeggen dat dit de eerste voorloper is van de NRU, NOS en NPO al had deze dus geen uitzendingen.
1935 NOZEMA opgericht voor de zenderexploitatie door de staat en de omroepverenigingen
15-05-1940 -> 09-03-1941 AVRO, KRO, NCRV, VARA en VPRO bleven uitzenden onder gezag van de nazi’s via twee radiozenders die nog geen naam hadden waarbij de omroepen werden verdeeld over twee radiostations (op de AM 722 kHz en 995 kHz.)
09-03-1941 -> 05-09-1944 De Nederlandsche Omroep / RijksRadio Omroep was de nazi-omroep zond uit. Daarna waren er nog wel nazi-uitzendingen tot 6 mei 1945 plaats vonden.
Tot 13 mei 1943 werd op AM utigezonden, daarna alleen via de draadomroep
03-10-1944 -> 19-01-1946 Radio Herrijzend Nederland: de nationale publieke omroep (zonder omroepverenigingen) mede namens militair gezag op AM 714 kHz
19-01-1946 -> 01-03-1947 Radio Nederland in den Overgangstijd was weliswaar ook een nationale omroep maar omroepverenigingen kregen hun rol geleidelijk terug
01-03-1947 -> omroepverenigingen krijgen hun rol volledig terug per 1 maart 1947 via 722 kHz/746 kHz en 1007 kHz die voortaan Hilversum 1 en Hilversum 2 heten.
15-04-1947 -> 1 januari 2013 Aanhangers van de nationale omroepgedachte worden verbannen naar Radio Nederland Wereldomroep (die als omroep per 2013 is opgeheven)
NRU Nederlandse Radio Unie was vanaf 1 maart 1947 voorloper van de NOS (1969). 1988 werd NOB afgesplitst (vandaag onder meer RedBee/Ericsson, NEP, EMG). In 2009 is NOS-RTV afgesplitst en wordt NOS terwijl het gezamenlijke deel NPO wordt
Voor de oorlog waren er 2 programmas die over 3 zenders werden uitgezonden.
Hilversum 995 kHz, Radio Kootwijk 160 kHz en afwisselend het ene of het andere programma via Jaarsveld 722 kHz.
Na de inval van de Duitsers werden de masten in Hilversum opgeblazen door de Genie.
Overbleven dus de 160 en 722 voor de Nederlandse programmas (en volgens mij niet 995).
Daarnaast werd het nieuwe zendstation in Lopikerkapel door de Duitsers afgebouwd en in gebruik genomen voor propaganda uitzendingen en programma s voor het leger. Onder de namen Radio Calais op precies 1000 kHz en Radio Bremen op 7?? kHz. Met het voor die tijd hoge vermogen van 120 kW elk.
Waar de Britten zich aan de internationale afspraken hielden gebruikten de Duitsers all frequenties die ze goed uitkwam. Het waren dus ook nog eens ordinaire etherpiraten.
Ik zie dat er ook vanaf 1929 een RadioRaad en Algemene Programma Commissie bestond naast de Radio Controle Commissie, allemaal indirecte voorlopers van NPO kan je stellen.
Dankjewel David. Je kan zeggen dat de npo een soort erfenis uit de oorlog is. De wereld omroep zond idd op een manier uit zoals de npo nu de radiostations vult. Iig radio1. Nieuws, actualiteiten, cultuur en sport. Afsluitend met Het Oog.
Ik luisterde heel graag naar de uitzendingen van de wereld omroep.
De reactie dat er niet genoeg geld was voor meer afleveringen is opnieuw struisvogelpolitiek. Ook in 2024 is voor de mensen van nu fout in de oorlog gewoon fout.