Benoem een journalist in de top van de NPO

[blog] Journalisten van de NTR, de NOS en Nieuwsuur hebben zich tot bestuursvoorzitter Shula Rijxman van de NPO gewend met de vraag positie te kiezen in de discussie rond AVROTROS-presentator Jort Kelder en de VPRO-documentaire over minister en D66-fractieleider Sigrid Kaag. Presentator Jort Kelder kwam in opspraak, omdat hij een redacteur betaalde die van dat geld campagnevideo’s maakte voor Forum voor Democratie. De VPRO is nog maar nauwelijks bekomen van het tumult rond de documentaire over Kaag, waar haar spindoctors zich meer mee bemoeiden dan goed was. De storm leek geluwd, maar de journalisten van NTR en NOS blijven boos en vinden dat de top van de NPO zich in de discussie moet mengen,  een opvallende actie omdat het vragen om ‘ingrijpen’ van hogerhand, een nogal onjournalistiek fenomeen is.

Opmerkelijk

Ik zie rond deze gebeurtenis een aantal opmerkelijke feiten. Allereerst de reactie van  AVROTROS op de actie van Jort Kelder. Als een van de beeldbepalende presentatoren van het opiniërende  Op 1, moet hij zich kritisch en onpartijdig opstellen. Het is ongelukkig dat door zijn betrokkenheid bij een politieke partij de schijn van belangenverstrengeling is ontstaan. Jort deed het voorval luchthartig af, de directie van zijn omroep reageerde té onverschillig door erop te wijzen dat Kelder freelancer is en het de omroep niet aangaat wat hij in zijn vrije tijd verder nog doet. Het is een argument dat geen hout snijdt en een zwakte zichtbaar maakt in de werkwijze van de publieke omroep waar steeds vaker gebruik wordt gemaakt van freelance presentatoren op beeldbepalende posities. Ze zijn de directeur van hun eigen bedrijf en voor hun opdrachten afhankelijk van de marktwaarde die ze hebben. Het kan niet anders of dit heeft invloed op de manier waarop ze zich manifesteren, een perverse prikkel, waardoor de kijker er niet meer zeker van is dat deze journalistieke functies (nog) in onafhankelijkheid worden vervuld.  De discussie binnen de publieke omroep zou zich op dit bredere feit moeten richten, niet alleen op het ene incident rond Kelder.

VPRO

De kritiek op de VPRO is van een andere orde. De omroep wordt aangevallen op een documentaire waar veel op viel aan te merken. Weinig kritisch, ogenschijnlijk vooringenomen, minstens gemakzuchtig en van een geringe informatieve waarde.  De VPRO evenwel is een onafhankelijke omroep met een missie en is niet -zoals dat voor de journalisten van NTR, NOS en Nieuwsuur wél geldt- gebonden aan neutraliteit. De VPRO mag dus uitgaan van een vooringenomen standpunt: het omroepbestel is er ooit voor opgericht. Dat er discussie ontstaat over de manier waarop de VPRO invulling geeft aan zijn taak laat zien dat het omroepbestel zich in een crisis bevindt. Steeds meer verdwijnt uit het zicht dat omroepen autonome organisaties zijn, die over hun eigen inhoud gaan en de NPO slechts over de plaatsing van programma’s. In werkelijkheid gaat de bemoeienis van de NPO veel verder.

Steeds meer partijen mengen zich in de discussie

Een ander opmerkelijk feit bestaat eruit dat ook het Commissariaat voor de Media de neiging ontwikkelt om zich een inhoudelijk oordeel te vormen over de onafhankelijkheid van omroepjournalistiek. Daarnaast is er de Ombudsman van de NPO. Dat steeds meer instanties zich bezighouden met het controleren van journalisten, raakt óók aan de journalistieke onafhankelijkheid en is daarom niet per definitie een goede ontwikkeling. Het is een typisch Nederlandse reflex: problemen aanpakken door regels te bedenken, die niet werken waarna er nog meer regels komen. Laat die ontwikkeling aan journalisten voorbijgaan.

Omgekeerde wereld

Dat journalisten van NTR, NOS en Nieuwsuur aan Shula Rijxman vragen om zich met de discussie te bemoeien mag worden gezien als een opmerkelijke actie. Is dat niet de omgekeerde wereld?  Bovendien is het de vraag of de crisis die nu in de omroepjournalistiek aan het licht komt, niet ook en vooral mede wordt veroorzaakt door ontwikkelingen binnen het omroepbestel zelf. Het is ooit opgericht om burgers die zich organiseerden rond een ideaal, de gelegenheid te geven hun maatschappijvisie via radio en televisie onder de aandacht te brengen. Aan die programma’s wordt de eist gesteld dat ze zich richten op een algemeen publiek en van professionele kwaliteit zijn én ze moeten een maatschappelijke stroming vertegenwoordigen. Deze variëteit aan journalistieke visies bepaalt het unieke karakter van het bestel. Ik zie een tendens naar neutrale journalistiek als norm voor de publieke omroep in zijn geheel, waardoor een grijze, algemene waarheid ontstaat met een sterke focus op het mainstreamdenken. Meningen die buiten de gangbare bandbreedte vallen hebben moeite om radio en televisie nog te bereiken. Daardoor dreigt het avontuur uit het inhoudelijke debat te verdwijnen. Dat de VPRO fel wordt aangevallen op zijn keuzes rond de Kaagdocumentaire laat zien dat de publieke omroep steeds verder afdrijft van het oorspronkelijke ideaal. Een discussie over het beleid van afzonderlijke omroepen is legitiem, maar hoort niet bij het centrale apparaat van de NPO. Bemoeienis met die ene journalistieke keuze vandaag, treft morgen een ander en dat legt de bijl aan de wortel van de journalistieke onafhankelijkheid.

Systeemfout

De sturing van het omroepbestel is in de loop van de jaren meer en meer verlegd van de omroepen naar de NPO. De NPO heeft -anders dan de omroepverenigingen- geen directe worteling in de samenleving en ademt in de ogen van zijn critici de geur van gevestigde belangen. Van een organisatie met sterke betrokkenheid van burgers en programmamakers (civil society) heeft de publieke omroep zich ontwikkeld tot een gouvernementele organisatie, waarin managers grote invloed hebben op de programmering. In praktijk beschikt de NPO over veel formele en informele, dus onzichtbare, sturingsmechanismen die direct de inhoud raken. Zo zijn hoge kijkcijfer doelstellingen een instrument waarmee inhoudelijke keuzes worden beïnvloed. Maar ook het toewijzen van geld. Denk aan het grote aantal potjes waaruit programmamakers kunnen putten met als nadeel dat elke subsidiënt invloed uitoefent op inhoudelijke keuzes. Ook de sterke gerichtheid op succes heeft, een negatieve invloed op de veelzijdigheid van de publieke omroep. Succes werkt verslavend en wordt gekopieerd. Dat leidt tot een herhaling van hetzelfde. Ik noem hier de talkshows Op 1 met name, omdat daarin het duidelijkst de erosie van de journalistieke ambitie zichtbaar is. Ooit begonnen als opiniërend ankerpunt op de avond, kregen deze programma’s meer en meer een amusementair karakter en hebben ze zich in de ogen van een toenemend aantal critici ontwikkeld tot journalistiek theater. Sommige meningen zijn hierdoor oververtegenwoordigd, afwijkende standpunten zijn ondervertegenwoordigd. Daardoor voelt een groeiende groep zich onvoldoende gerepresenteerd en die is de NPO gaan zien als vertegenwoordiger van de macht. Het is een fout die in het systeem is ingebakken omdat de omroepen sterk aan autonomie hebben ingeboet.

Belangenverstrengeling

Er is nog een ander fenomeen. Steeds meer journalisten bij de publieke omroep zijn zelfstandige ondernemers, die er naast hun professie andere activiteiten op na houden. Het runnen van een productiebedrijf, het geven van workshops, het uitvoeren van commerciële opdrachten; activiteiten die kunnen leiden tot loyaliteitsconflicten en de opiniering kleuren zonder dat we het weten. Dan zijn er nog al die flex contracten, waardoor redacties in een afhankelijke positie verkeren en ontmoedigd worden om zich kritisch te roeren.  De crisis in Hilversum is dus dieper dan de faux pas van Jort Kelder en de verwarring rond de VPRO.

Journalist in de top

Wat is de oplossing? Om te beginnen een fundamentele discussie over de journalistieke rol die publieke omroep voor zichzelf ziet en hoe daaraan inhoud wordt gegeven. Het introduceren van een ruimhartiger beleid jegens dwarsdenkers als Powned dat een nuttige functie vervulde in het doorbreken van een journalistieke routine, bijvoorbeeld in de omgang met politici, die normaal leek (ons kent ons), maar het niet was. Powned is het voorbeeld van een organisatie die in de wasstraat van de publieke omroep veel kleur heeft verloren.

Het doel van deze bezinning: terugbrengen van de pluriformiteit zodat meer Nederlanders zich gerepresenteerd voelen. Dat vraagt om een grotere betrokkenheid van de top van de NPO bij de informatieve taak van de publieke omroep. De lethargie kan doorbroken worden door bij de komende bestuurswisseling in de Raad van bestuur van de NPO niet de zoveelste manager of oud-politicus te benoemen maar een journalist, met de opdracht om het journalistieke klimaat bij de publieke omroep (aanmerkelijk) te verbeteren.

TON VERLIND

Dit essay werd geschreven op uitnodiging van Stichting Kim, forum voor reflectie op journalistiek en werd eerder gepubliceerd op Villamedia, platform voor journalisten.

3 Comments

  1. Waarom zou een journalist wel in de top van de NPO moeten, maar geen acteur of muzikant? Hoe breed moet die top zijn? In de top horen ervaren tv mensen te zitten die sturen op het beleid dat de overheid voorschrijft aan waar een publieke omroep moet voldoen. Dat is alles.

  2. Klopt, Opa Fladder, “In de top horen ervaren tv mensen te zitten”. Waaronder (oud-) journalisten, waarop collega Hindriks vermoedelijk doelt. Uiteraard zijn “ervaren tv mensen” uit de amusementssector ook welkom, vermoed ik. Als die inhoudelijk iets kunnen bijdragen.

    Het beleid wordt trouwens niet voorgeschreven door de overheid, maar door de Mediawet.

    Overigens bestaat de publieke omroep niet alleen uit TV, maar is er ook nog radio en internet. Die moeten ook in de NPO-top aanwezig zijn, liefst luidruchtig.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*