[BLOG] Onlangs dacht T-Mobile haar Nederlandse internetverkeer via Duitsland te kunnen routeren, om zo kosten te besparen. Oeps, dat ging even goed mis. Het verkeer werd snel hersteld.
Hoe werkt dat eigenlijk met internetverkeer? Het Internet is een lappendeken van netwerkjes. Elke provider is verantwoordelijk voor zijn eigen netwerk. Al die netwerken zijn op één of andere manier aan elkaar verbonden: rechtstreeks onderling, of via een knooppunt zoals de Amsterdam-Internet-Exchange. Omdat alle netwerken aan elkaar zijn geknoopt, kun je overal ter wereld erbij.
In de begindagen van het Internet stuurde elke telecom operator de ander een rekening voor verkeer dat ze afhandelden. Je betaalt in principe als je verkeer aflevert op een ander netwerk. Zo werkte de telecomhandel ooit, dus paste men dit ook op Internet toe.
Dat werd een enorme administratie. Providers stuurden elkaar grofweg evenveel verkeer, maar dus ook veel rekeningen. Ze besloten daar maar eens mee te stoppen. Het was veel eenvoudiger elkaars verkeer tegen elkaar weg te strepen en geen factuur meer te sturen.
Dit heet open peering: we wisselen verkeer uit zonder kosten. Dat model was de basis – cruciaal zelfs – voor het grote succes van het Internet.
Gaandeweg kreeg je partijen die meer dataverkeer aanboden dan aannamen. Een grote ‘content’ partij als Google bijvoorbeeld, biedt vooral verkeer aan, en grote providers nemen vooral verkeer af. De verhouding liep dus mank.
En daar ontstond een discussie: is dit nog wel met elkaar in verhouding? Hier zie je dat telecompartijen twee kanten hebben: de zakelijke kant, die geld verdient aan het afleveren van verkeer, en ze hebben een consumentenkant, die verdient aan abonnementen.
De providers verdienen doorgaans voldoende aan de abonnementen om investeringen in groei van hun netwerk te kunnen doen.
Er zijn echter internet providers die graag aan beide kanten verdienen. Ze gebruiken de groei van internetverkeer een beetje als een smoesje om content partijen te laten betalen voor toegang tot hun netwerk, terwijl ze de inkomsten om het netwerk uit te breiden al prima uit abonnementsgelden kunnen halen. Deutsche Telekom is een koning in dit spel. Maar ook andere telecom partijen spelen dit spel graag.
En er zijn providers die stunten met abonnementstarieven, en hun inkomsten daarom zoeken bij andere partijen, zoals de content leveranciers. Het is hun eigen keuze en verantwoordelijkheid om te stunten. Prima dat je wil prijsstunten om te groeien, maar die investering doe je dan zelf, en leg je niet bij de content partijen neer.
Je ziet in Nederland de laatste jaren een terugtrekkende beweging van de internet providers. Ze bouwen hun open peerings op de Amsterdam Internet Exchange af, en duwen partijen naar hun private exchange, of naar private peers. En dat kost geld. Maar dat is niet het enige.
Inmiddels is Google ondanks het succes van YouTube allang niet meer de enige grote aanbieder van datastromen. Netflix, Twitch, Amazon, HBO, omroepen, clouds en CDNs, en alle andere partijen die voornamelijk video aanbieden, zijn verantwoordelijk voor meer dan 80% van al het internetverkeer dat naar de providers gaat.
Deze content partijen verdienen geld aan abonnementen of advertenties. Daarmee kunnen ze hun content productie, het aankopen van titels, hun marketing en hun infrastructuur betalen.
Deze markt is groot: er zijn wereldwijd al meer streaming abonnementen dan abonnementen op kabel-tv. het verdienmodel van digitale tv gaat dus stuk, en dat vinden de telecompartijen niet per se allemaal even leuk.
Het is onterecht om de content partijen ook nog eens te laten betalen voor dataverkeer, terwijl de consument hier al voor betaalt bij de internet providers. Het spel van de telecom partijen zou betekenen dat de abonnementsprijzen van internetdiensten omhoog gaan, en je als consument dubbel betaalt voor dataverkeer.
Het is daarnaast scheef dat partijen zoals Google en Netflix wel direct toegang krijgen tot de internet providers, zonder te hoeven betalen, en zelfs servers in die netwerken mogen plaatsen. Omdat andere partijen deze ruimte niet krijgen. Zij worden beperkt in hun capaciteit op de open peerings, of ze worden gedwongen om te betalen. In feite draaien die – doorgaans kleinere partijen – dan op voor de stunttarieven van providers en voor de kosten van de grotere spelers.
Terecht wordt geroepen dat de providers tornen aan netneutraliteit. De providers schermen ermee dat er nog steeds open peerings mogelijk zijn en ze doorgifte van verkeer niet belemmeren, en dus voldoen aan netneutraliteit.
In de praktijk scheppen ze een ongelijk speelveld waardoor innovatieve nieuwkomers worden beperkt in performance en capaciteit, of op veel hogere kosten worden gejaagd dan andere partijen.
Alleen toegang geven is niet genoeg om te voldoen aan netneutraliteit. Netneutraliteit gaat om het borgen van een gelijk speelveld en dat is er nu domweg niet.
Dit hele onderwerp kan overigens eenvoudig worden opgelost. Het gaat in meer dan 75% van de gevallen om streaming verkeer van bekende partijen. Video is verreweg de grootste dataveroorzaker.
We stoffen even een project af dat al bijna 20 jaar geleden zeer succesvol was: een decentraal streaming platform in Nederland.
Al in 1997 en 1998 kwamen we erachter dat het efficiënter was om streaming servers decentraal in de netwerken van de internet providers te hangen. Zogeheten edge-servers.
We deden live-uitzendingen van festivals. Er waren enorm veel kijkers, zoveel dat met een server bij één provider de verbindingen volliepen.
Door servers niet bij één maar bij meerdere providers te plaatsen, ontlastten we het internet en bespaarden we zowel de content partijen, als de internet providers forse kosten. In die tijd haalden we de servers na een evenement weer weg. Het waren destijds kostbare machines, met peperdure software.
Vanaf 2000 werd in nauwe samenwerking met partijen zoals XS4all, WorldOnline, @Home, AMS-IX, Dutchview en de Nederlandse omroepen een permanent streaming platform ingericht. StreamGate heette dit. Dat werkte bijzonder efficiënt voor alle betrokken partijen.
Het is jammer dat StreamGate destijds geen structureel gevolg had gekregen. Maar het is nog steeds een ijzersterk concept. Bewezen, ook. De techniek is bovendien tegenwoordig zoveel verder. De kosten zoveel lager.
Een simpele server van een paar duizend euro kan vele duizenden kijkers verwerken. Er is geen dure streaming software meer nodig: open source caching software is tegenwoordig voldoende. Een enkele server kan met gemak een 10Gbps link vol pompen met streams. En daarmee het Internet ontlasten en de kosten voor de partijen wegnemen.
Alle technologie voor slimme load balancing, analytics, afscherming en beheer draait tegenwoordig in de cloud. Er is dus geen dure apparatuur meer nodig. Een ‘edge’ omgeving bij een internet provider inrichten is een kwestie van een simpele server op afstand laden met open source software en met 1 klik toevoegen aan een CDN management systeem.
Live televisie, live radio, evenementen, films en podcasts worden ineens via deze servers gerouteerd. Alle kijkers kijken hun favoriete content dan vanaf een lokale server, in het netwerk van hun eigen provider. Geen internet haperingen meer, de hoogste performance, en geen kosten meer voor zowel de providers als de content leveranciers. Win-win voor iedereen. En geen gezeur meer over private of publieke peerings, hoera!
Het is niet nieuw. We deden dit 20 jaar geleden al. Netflix doet het nu zo, Google doet het ook zo. Hoog tijd dat we dit ook eens goed inrichten voor de Nederlandse content partijen, bij de Nederlandse providers. Wij helpen daar graag aan mee. Het is onze dagelijkse routine. Maken we er weer een gelijk speelveld van.
Zullen we een paar servertjes gaan plaatsen?
Stef van der Ziel is ondernemer en (mede) oprichter van diverse bedrijven waaronder Jet-Stream, Stuurlieden en Firestarter.
Geef als eerste een reactie