Een van de eerste lessen die ik van Willibrord Frequin leerde toen ik in 1979 als verslaggever bij Brandpunt kwam werken (ik was afkomstig van de radio) luidde: televisie is pas televisie als het bewéégt, zowel in de vorm als het effect. Een wielrenner interview je op zijn dieptepunt vanuit een rijdende volgauto, een politieagent midden in een charge op zijn paard en een schilder in een onmogelijke positie hoog op een ladder. Haal je iemand uit zijn comfortzone, dan leidt dat tot bijzondere ontboezemingen. Zo verleidde hij politici tot uitspraken die ze eigenlijk niet hadden willen doen. Veel effectiever dan welk, op rationaliteit gebaseerd interview dan ook.
‘Heb je een paar vragen voor me’, zei hij dan (ik was inmiddels eindredacteur van Brandpunt) op weg naar een interview met Lubbers. Maar mijn vragen pasten hém niet, de op improvisatie gebaseerde Frequin-methode was véél effectiever. ‘Klopt het dat u de boel hebt belazerd’, (ik parafraseer), vroeg hij aan Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld die ervan verdacht werd steekpenningen te hebben geaccepteerd van vliegtuigbouwer Lockheed, een rechtstreekse vraag die ik na welke gedegen voorbereiding dan ook, nooit had dúrven stellen. Zijn onbevangenheid en de directheid waarmee hij de dingen vroeg die iedereen wilde weten was jaloersmakend. Het antwoord bleef meestal uit, maar de verlegenheid van de hoogwaardigheidsbekleder sprak dan boekdelen. Televisie, zoals televisie moest zijn.
Voet tussen de deur
Politici móeten verantwoording afleggen, vond hij. Zijn camera ontvluchten gunde hij ze niet. Hij posteerde zich tussen hun dienstauto en de deur, zodat de bewindsman die niet kon dichttrekken, aldus een massief scherm optrekkend tussen hem en de wereld-van-de-gewone-mensen. Interviewen deed Frequin zonder aanziens des persoons, dus niet dat geslijm zoals je dat tegenwoordig op het Binnenhof ziet waar journalisten kongsi’s vormen met de bestuurlijke bovenlaag, die pseudo-kritisch wordt aangepakt, waarna het weer ouwe jongens krentenmik is. Waar onafhankelijkheid vaak wordt geveinsd maar het achter de schermen altijd koek en ei is. Een minister die een liedje zingt voor de camera? Het lijkt met onwaarschijnlijk dat bewindslieden bij Frequin met zo’n gemakkelijk nummer zouden wegkomen.
Waar je onwillige ministers kon vinden wist hij door aan te pappen met chauffeurs (sigaartje) en secretaresses (bloemetje). Stond een concurrerende filmploeg hinderlijk in zijn beeld dan pakte hij de cameraman vol in zijn kruis. Het zijn een paar van de trucs die Willibrord tot Willibrord maakte. Keihard was hij voor stagiairs. ‘Wat sta je hier nou te niksen’, zei hij tegen een nieuwkomer die later tot gerenommeerd regisseur zou uitgroeien. Het was voor de boreling de eerste dag. Hij was op tijd op de plaats van afspraak, Willibrord was te laat. ‘Je had al van alles kunnen filmen’, zei hij tot het onbeschreven blad. Kon je ertegen, dan kreeg je een wereldopleiding. Maar er waren er ook die zich de cold turkey-methodes niet lieten welgevallen. Je had hem lief, of je haatte hem. Er waren cameraploegen die hem onderweg uit de auto gooiden. Sprak je hem tegen, dan werd je gecanceld, zoals onderzoeksjournalist Bart Nijpels ondervond toen hij Willibrord vroeg mee te werken aan een documentaire, die daarop liet weten er geen zin in te hebben en op de opmerking van Bart dat dit geen reden zou zijn om de betreffende documentaire niet te maken van Willibrord te horen kreeg: ‘Voor mij besta je niet meer. Ik praat niet meer met je’. Je kon ervan op aan dat zo’n belofte altijd werd nagekomen.
Onorthodox
Hij was een onorthodoxe televisiemaker met een groot rechtvaardigheidsgevoel dat weinig ruimte liet voor nuance. Er was goed en er was slecht, zwart of wit. In Afrika leden ze honger en die ellende moest bestreden worden, liefst met tranentrekkende reportages. Zo filmde hij met zijn cameraman Lajos Kalanos honderdduizenden, zo niet miljoenen guldens bij elkaar voor hulp. Er sprak een grote betrokkenheid uit, maar lang niet altijd waren zijn optredens subtiel. Hij accepteerde geen barrières tussen zijn droom en de werkelijkheid: wat gemaakt moest worden, moest gemaakt worden, linksom of rechtsom. ‘Quel tour de force’, las ik ooit in een klaagbrief die ik als eindredacteur ontving uit een missiepost in een ver land. Frequin en zijn cameraploeg hadden de enige landrover met airco afgetroggeld om hun bestemming te bereiken. Daar wachtte het onrecht dat bestreden moest worden. Het doel heiligde de middelen.
‘Frequin is een kanon, maar het moet wel goed gericht worden’, zei een collega over hem. Maar een wervelwind laat zich niet sturen. Ooit raakte ik hem in Suriname kwijt, waar hij zich verdiepte in het gewapende conflict tussen Desi Bouterse en diens opponent Ronnie Brunswijk. Voor de reis had ik hem gevraagd zich niet in gevaarlijke situaties te begeven, geen reportage is een mensenleven waard. Eenmaal op zijn bestemming en buiten de lange arm van de Hilversumse redactie voegde hij zich bij een legerpatrouille van Desi Bouterse die in de bush werd beschoten. Lange tijd verkeerden we in onzekerheid over zijn lot. De beelden waren spectaculair, maar later bleek dat de schietpartij waarschijnlijk een set-up was. De legercommandant had vermoedelijk zijn eigen mensen laten beschieten om de tegenpartij voor het oog van de camera in diskrediet te brengen. Het was allemaal beraamd. Willibrord kon het niet weten. Toen we op de nieuwe feiten werden geattendeerd hebben we ze gemeld.
Tijdens de koude oorlog opereerde Frequin in Polen onder de radar van de geheime dienst, maar je wist nooit of hij incognito aan het werk was, of opgepakt. Tijdens de begrafenis van de vermoorde premier Olof Palme in Zweden kreeg hij tal van regeringsleiders voor de camera, hoe streng de veiligheidsmaatregelen ook waren. Hij werkte met de allure van internationaal befaamde journalisten, maar het spel was soms belangrijker dan de knikkers. In Nederland was het minister Deetman die toestond dat hij gearresteerd werd omdat hij hem tot de voordeur van zijn woning achtervolgde. Wel met een riante bos bloemen paraat voor de echtgenote van de getergde bewindspersoon waarvan Willibrord vond dat hij verantwoording moest afleggen voor het gevoerde regeringsbeleid
In 1989 werd hij voor zijn brutaliteit teruggepakt door de Amsterdamse politie. De reportage waarin Brandpunt liet zien dat je in Amsterdam hoofden kon kopen van mensen die hun lichaam ter beschikking hadden gesteld van de wetenschap werd door politievoorlichter Klaas Wilting afgedaan als nep, een beschuldiging die door de meeste media werd overgenomen. Maar die reportage was niet verzonnen, hetgeen later ook bleek uit een intern onderzoek van de KRO. Het was de zere vinger op een wantoestand in de anatomische wereld waar lichaamsdelen konden verdwijnen zonder dat iemand het in de gaten had. De liegende bestuurders, verantwoordelijk voor deze misstand, ontsprongen de dans, Brandpunt werd geofferd en Willibrord ving mede de klappen. Het heeft tot de dag van vandaag onze persoonlijke relatie getroubleerd. Ik had hem uit de wind moeten houden, vond hij, maar de tegen Brandpunt gemobiliseerde krachten waren zo groot dat elke verdediging doel miste. Kortgeleden gaf politiewoordvoerder Klaas Wilting in een persoonlijk gesprek toe; ‘Brandpunt was op het spoor van ernstige misstanden’.
Hoogtepunten
De journalistieke hoogtepunten van Willibrord lagen vooral in zijn Brandpunt periode tot en met 1989. Hij functioneerde het best in een situatie waarin het nastreven van maatschappelijke doelen centraal stond en collega’s voor het juiste tegenwicht zorgden. In zijn borst vochten twee zielen om succes. Hij was niet alleen journalist, maar ook performer. Hij wist hoe hij het publiek moest bespelen, hij genoot van applaus en aandacht en de journalistiek was mede zijn instrument. Later was er ook hang naar spektakel en amusement, een ontwikkelingsperspectief dat de KRO hem niet kon bieden. In 1993 eindigde daarom de samenwerking en maakte Willibrord zijn overstap naar de commerciële televisie. Persoonlijk waardeer ik zijn oeuvre voor Brandpunt meer dan de programma’s die hij daarna maakte.
In de uitzending van RTL van 26 mei 2022, waarin Willibrord werd herdacht, vroeg presentator Beau van Erven Dorens me wie in de sporen van Willibrord kan treden.
Niemand, luidt mijn antwoord. Je kunt hem wel imiteren, maar niet evenaren. Hij hoorde bij de geest van zijn tijd. Maar die tijdgeest is met zijn overlijden voorbij.
TON VERLIND
Ik ken Willibrord Frequin alleen uit zijn commerciële periode. In die tijd speelde hij openbaar aanklager en rechter tegelijk tegenover mensen die nog voor de rechter moesten verschijnen. Het principe “iedereen is onschuldig tot het tegendeel bewezen is” was niet aan hem besteed.
Of knipte hij interviews zo dat er precies uitkwam wat hij wilde dat er uitkwam.
Zoals die keer, toen Frequin naar SBS ging, terwijl Peter Jan Rens bij RTL bleef. Peter Jan Rens in xijn interview met Frequin: “Als je het zo zegt, blijf ik het inderdaad bij RTL voor het geld…”[knip]
Hoe Frequin het gezegd had, of wat de overduidelijke “maar” erna was: je kwam het niet te weten. En dat is nog maar één voorbeeld.
En tussen het schenden van alle journalistieke principes door probeerde Frequin als “ondeugend cherubijntje” te performen. Om gelijk daarna weer al schreeuwend iemand achterna te rennen met draaiende camera.
Jaren later was er veel gedoe rond de manier waarop Rutger Castricum journalistiek bedreef. Ik snap dat niet. Castricum is een baken van journalistieke integriteit in vergelijking met die kwal.
De stuitende manier waarop deze verslaggever destijds een lid van het Surinaamse Junglecommando interviewde -verhoorde is een beter woord- mag de boeken in als een van de diepste dieptepunten in de Nederlandse journalistiek. De latere hoofdenaffaire was er een onschuldig niemandalletje bij.
Frequin was op pad met het Surinaamse leger dat een strijder van het Junglecommando krijgsgevangen had gemaakt. De man werd door het leger met meerdere wapens onder schot gehouden en Frequin stapte vervolgens in zijn rol van openbare aanklager. “Je had ons wel dood kunnen schieten!”, was een van zijn beschuldigingen. Dat er een nietsontziende binnenlandse oorlog woedde was de wakkere reporter op slag vergeten.
Het Surinaamse leger van Bouterse had sinds de Decembermoorden van 1982 en de standrechtelijke executies op onschuldige burgers in het oostelijke bosgebied de reputatie van wreed en bloeddorstig. Frequin maalde er niet om. Hoe het de arme krijgsgevangene vergaan is? We kunnen er niet gerust op zijn. Met dank aan Desi Bouterse en Willibrord Frequin.
https://podcastluisteren.nl/ep/Maarten-van-Rossem-De-Podcast-Onbeleefde-hufter