Dit najaar gaat hij met pensioen, maar stoppen met werken doet NTR-mediadirecteur Carel Kuyl nog lang niet. De publieke omroep moet zich concentreren op zijn kerntaken, zonder reclame, en aansluiting houden met de ontwikkelingen in het digitale domein, vindt hij.
Bijna veertig jaar geleden begon Kuyl zijn loopbaan bij Het Capitool, een wekelijks discussieprogramma van de NOS vanuit een fraai neoklassiek tuinhuis in ’s-Graveland, de voorloper van Buitenhof. Redactie en presentatie waren in handen van klinkende namen, zoals Herman Wigbold, Toos Faber en de man die Kuyl ziet als zijn journalistieke mentor, Joop van Tijn. „Ik kwam van een wetenschappelijk blad in de echte journalistiek en maakte daar een vliegende start, ik heb veel van Joop van Tijn geleerd. Bijvoorbeeld interviewen, hoe je mensen verleidt om iets te zeggen wat ze niet van plan waren. Hij was een charmeur, een slimme en vasthoudende journalist, met gevoel voor humor, nieuwsgierig en wantrouwend jegens de gevestigde orde. Hij hield van het leven en was niet bepaald een calvinist.”
Nieuwsgierig
Nieuwsgierig en vasthoudend zijn woorden die ook Kuyl zelf typeren. Zijn hele carrière staat in het teken van onafhankelijke journalistiek en een onophoudelijk streven naar een sterk, publiek nieuwsprogramma. „De publieke omroep moet een centrale plek bieden voor ongebonden, onafhankelijke journalistiek die los staat van een bepaalde stroming, of commerciële of politieke belangen.” Met dat streven had Kuyl veel succes, maar dat kwam niet aanwaaien. „NOS Laat, Nova, Nieuwsuur, het is allemaal gelukt en het ene programma volgde uit het andere. Maar onafhankelijke journalistiek stond, zeker in het begin, niet hoog op de agenda binnen de publieke omroep. Verenigingen zoals de KRO en de VARA wilden geprofileerde journalistiek brengen, journalistiek met een bepaalde kleur. De Raad van Bestuur van de NPO indertijd ook. Henk Hagoort bijvoorbeeld (voorzitter van de NPO in de periode 2008-2016, red.) vond dat de omroepen hun actualiteitenprogramma’s vanuit hun eigen achtergrond moesten maken. Dat heeft onder meer geleid tot Uitgesproken, dat om beurten werd gemaakt door VARA, EO en WNL. Een rampzalige vergissing.”
Meerwaarde
Kuyl vergaderde zich suf en legde zich niet neer bij het verzet tegen zijn ideeën. „Ik had gewoon een goed plan. Ik zag de meerwaarde van het werken in één journalistieke omgeving met de NOS samen, met de parlementaire redactie van de NOS en het netwerk van correspondenten. Er waren drie programma’s in een uur: het Journaal, het Sportjournaal en Nova. Dat dubbelde nogal eens, dan had het Journaal een gesprekje met een verslaggever over een onderwerp en dan kwam daarna Nova met een gesprekje met een andere correspondent over hetzelfde onderwerp en dat zat eventueel ook nog in het Sportjournaal. In Nieuwsuur is dat allemaal gebundeld. Je ziet dat het meerwaarde heeft, dat de onderdelen elkaar versterken.”
Kuyl bleef lobbyen en kreeg in 2010, het jaar waarin ook Uitgesproken ontstond, Nieuwsuur van de grond. “Het hielp dat er bij de Vara een wisseling van de wacht plaatsvond, Vera Keur werd opgevolgd door Cees Korvinus, en ook andere omroepen gingen om. Maar vooral Gerard Dielessen, de toenmalige directeur van de NOS, heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van Nieuwsuur. Hij wilde het ondanks het verzet van de anderen proberen en zijn opvolger Jan de Jong heeft dat goed opgepakt. De NOS ging er vol voor, dat scheelde veel.”
Een terechte keus, vindt Kuyl. “Het is de omroepverenigingen niet gelukt zich via hun actualiteitenprogramma’s echt te profileren. Ik zie in bijvoorbeeld Brandpunt of Reporter geen duidelijke katholieke identiteit, en 1Vandaag is ook niet echt politiek geprofileerd, dat is toch neutraal.”
Aanvaring
Hij mag dan in aanvaring zijn gekomen met verscheidene omroepen, Kuyl heeft vooral veel waardering voor ze. “We hebben een mooi publiek bestel. Je zou het niet verzinnen als je een plan moest bedenken, maar het heeft veel opgeleverd, prachtige programma’s. Die maken we met z’n allen. De politiek heeft een negatief beeld van Hilversum, alsof we hier voortdurend ruzie maken en onze eigen zakken vullen. Maar de omroepbestuurders die ik ken zijn fatsoenlijke, bekwame mensen en op de redacties wordt gewoon hard gewerkt door goed opgeleide, gedreven vakmensen. Een partij als de PVV wil het liefst van de publieke omroep af, maar als dat zou gebeuren, verlies je echt iets van waarde.”
“De maatschappij heeft belang bij een sterke publieke omroep”, vindt Kuyl. “Maar er heerst desinterresse en irritatie. Dat hebben we op zijn minst deels aan onszelf te danken. We zijn er niet in geslaagd om één geluid te laten horen, de omroepen zijn altijd met hun eigen boodschap naar Den Haag gegaan. We zijn teveel bezig met de onderlinge machtsstrijd en de vraag hoe het bestel georganiseerd moet zijn. Het is bijvoorbeeld VARA, VPRO en NPS indertijd niet gelukt om op het derde net één organisatie te vormen. Veel mensen op de werkvloer wilden het, maar het is mislukt doordat bestuurders niet met elkaar door één deur konden. Jammer, want als het op het derde net was gelukt, was het op 1 en 2 ook wel gebeurd en dan was het bestel veel steviger geweest.”
Nieuwe accenten
Vooruitblikkend wil Kuyl nieuwe accenten in de programmering zien. “De publieke omroep moet mensen verbinden en is er voor genres en waarden die gekoesterd moeten worden. We moeten inzetten op onze kerntaken, zoals onafhankelijke journalistiek, educatie, cultuur, documentaires, geschiedenis, drama, klassieke muziek, jeugd en wetenschap. Laten we daarvoor een heldere keuze maken, zonder reclame. We zijn nu nog mede afhankelijk van de Ster-inkomsten, maar dat zou niet moeten. Als je die eraf haalt, moet je dat wel budgettair oplossen natuurlijk.”
“We gaan naar een centraal georganiseerd bestel toe, waarin de omroepen vooral productiehuizen worden”, constateert Kuyl. “Daarin moet je een basisaanbod garanderen, met bijvoorbeeld commissioning editors bij de NPO die voor bepaalde genres programma’s kunnen bestellen. De regelgeving moet simpeler worden, we worden nu overspoeld met regeltjes over van alles en nog wat. Er is een administratieve druk ontstaan, die echt bedreigend is, net als bijvoorbeeld bij de politie. Reken de publieke omroep voortaan af op het grote geheel van wat we leveren. En als de reclame eraf is, kunnen de commerciële omroepen en de uitgevers niet meer klagen over oneerlijke concurrentie.”
Onderzoeksjournalistiek
Kuyl wil verder dat de publieke omroep investeert in onderzoeksjournalistiek. “Graven in dossiers, onthullingen brengen. Wij hebben bijvoorbeeld geen gedegen misdaadprogramma, waarin je de onderste steen boven haalt rond bijvoorbeeld het Passage-proces (dat draait om liquidaties in de onderwereld, red.). Dat vraagt een specialisatie. Hetzelfde geldt voor een onderwerp als economie. Het platform Follow the money doet dat goed, waarom wij niet? Een ander onderwerp is de maatschappelijke en de wetenschappelijke kant van sport. We doen er wel wat aan, maar het kan veel beter. Er is al veel kennis, de NOS heeft bijvoorbeeld een uitstekende sportredactie en bij Nieuwsuur zitten goede journalisten met veel belangstelling voor sport. Daar kunnen we meer mee doen. Ook moeten we aansluiting houden bij de ontwikkelingen in het digitale domein en nieuwe technolgie. Niet iedereen voelt die urgentie, dat vind ik zorgelijk.”
Hoewel hij na de zomer met pensioen gaat, is Kuyl niet van plan te stoppen met werken. „Ik ga weer programma’s maken, er staan al wat projecten op stapel. Ooit ben ik begonnen als maker, toen werd ik baas en nu maak ik de cirkel rond door weer programmamaker te worden.” Hij wil nog niet zeggen waar hij precies mee bezig is, daarvoor vindt hij het te vroeg. “Maar het zijn onderwerpen die dicht bij mij liggen.” En dus zullen woorden als nieuwsgierig en vasthoudend er wel van toepassing op zijn.
Foto: Lilian van Rooij
Geef als eerste een reactie