Donald Jones: een oase van anders

Inhakend op het racismedebat brengt het programma ’Andere tijden’ woensdag een uitzending over hem. Was hij roldoorbrekend of bevestigde hij juist het beeld van kleurling? De titel van de uitzending is veelzeggend: ’De spagaat van Donald Jones’.

Donald Jones (1932-2004) groeide op in New York. In de bioscopen daar zag hij films met sterren als Fred Astaire, die hem inspireerden om zelf ook voor de showbizz te kiezen. In de jaren vijftig kwam hij met een dansgroep naar Europa. Het was de tijd van rassenrellen in de zuidelijke Staten van zijn vaderland. De discriminatie daar stimuleerde hem om in Nederland te blijven, vertelt hij in interviews die ’Andere tijden’ uit de archieven opdook. 

In Amsterdam werkte Donald Jones bij cabaretgezelschappen, waarna in 1959 zijn tv-doorbraak volgde in een rol als theologiestudent in de serie ’Pension Hommeles’. Daar brak hij kijkersharten met het liedje ’Ik zou je het liefste in een doosje willen doen’, dat uitgroeide tot een klassieker. Zijn tv-bekendheid leverde hem in de jaren zestig en zeventig rollen op in de grote revues van Snip en Snap en André van Duin. Samen met Adèle Bloemendaal (die in ’Andere tijden’ alleen even en passant wordt genoemd) kreeg hij een zoon.

Aanvankelijk was hij als zwarte man nog een bezienswaardigheid in ons land. Op archiefbeelden vertelt hij dat hij in Amsterdam op straat werd aangesproken omdat voorbijgangers even wilden voelen of zijn bruine huid wel ’echt’ was. Na de komst van Surinamers en Antillianen was dat nieuwtje eraf. Langzamerhand verdween Donald Jones uit de schijnwerpers.

Kritische noten

In de uitzending halen ex-collega’s en oude bekenden herinneringen op aan Donald Jones. Zo bejubelt Joop van den Ende hem als ’een oase van anders’, maar anderen aarzelen niet om kritische noten te kraken. „In zijn vak was hij heel gedisciplineerd. Daarbuiten niet”, zegt een oude vriendin stellig. Een oud-collega beweert voor de camera dat Jones wegens drugsgebruik bij revueproducent Sleeswijk op het matje is geroepen en dat hij weinig collegiaal was. Met de blik op oude tv-opnamen van de hoofdpersoon stelt cultuursocioloog Giselinde Kuipers dat Donald Jones destijds alle vooroordelen over zwarten bevestigde: „Een beetje kinderlijk, goedlachs, springerig en niet al te snugger. Dat sloot aan bij alle stereotype beelden die onder de oppervlakte zitten. Dat hokje zocht hij op.” Tel daarbij op dat Jones er niet voor terugdeinsde om een reclamespotje te maken voor chocoladekoekjes en het plaatje lijkt compleet. „Zelfspot”, noemde hij het in een interview. 

Dan rijst de vraag: waarom heeft de man die zijn geboorteland verliet vanwege discriminatie van zwarten zich daar hier amper tegen uitgesproken? Gerda Havertong vindt het een gemiste kans. Op de vraag of Donald Jones rolbevestigend of roldoorbrekend was, heeft zij een helder antwoord: het eerste. Waarmee bij de kijker een beeld blijft hangen van een man tussen twee vuren: aan de ene kant moest de schoorsteen roken en pakte hij alle klussen aan die bij het clichébeeld horen, aan de andere kant leek hij ook een vuist tegen dat plaatje te willen maken. 

Mensbeeld

Wat de beweegredenen van Donald Jones waren om zwarte Piet te spelen of om het debat rond het thema discriminatie uit de weg te gaan, komt in de uitzending amper aan bod. De makers stippen even aan dat hij de laatste jaren van zijn leven ’een somberder mensbeeld’ had en dat hij stierf aan een hartaanval. Over zijn drijfveren had zijn zoon John misschien iets kunnen zeggen. Maar die komt – opmerkelijk genoeg – in het verhaal niet voor. De gevoelens van zijn vader blijven daarmee onderbelicht. Of: in een doosje.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*