Han Peekel: ‘De cd is een ode aan mijn muze’

Ram­pen zijn fo­to­ge­niek, wordt wel eens ge­zegd. Ver­driet kan ook er­gens toe lei­den, bij­voor­beeld tot mu­ziek. Han Peek­el, pro­gram­ma­ma­ker en ini­ti­a­tief­ne­mer van Stich­ting Me­dia­ge­heu­gen en Stich­ting Beeld en Ge­luid, kan daar over mee­pra­ten.

An­der­half jaar te­rug kreeg hij een enor­me berg el­len­de over zich heen. Het leid­de tot ‘Jij droeg mijn naam’, een cd met vijf­tien door Peek­el ge­schre­ven luis­ter­lied­jes, waar­in hij zijn rouw­pro­ces ver­werk­te. Vriend en voor­ma­lig col­le­ga Rik Fel­der­hof be­luis­ter­de de cd en re­a­geer­de al­dus: “Han jong­leert met woor­den, zijn zin­nen dan­sen op de mu­ziek en zijn pre­sen­ta­tie­tek­sten ge­tui­gen van een pas­sie voor de Ne­der­land­se taal”. Peek­el maak­te de cd in ei­gen be­heer, met steun van ‘ou­de vrien­den’ als Ti­ne­ke Schou­ten, Jeroen van der Boom en Gé Rein­ders. Met de cd is Peek­el te­rug bij zijn eer­ste vak: zan­ger. Al op 15-ja­ri­ge leef­tijd maak­te de lied­jes­ma­ker een al­bum: ‘Ho­ri­zon’.

Prelude
Op He­mel­vaarts­dag 2016 sloeg het nood­lot toe: zijn vrouw Theya (toen 66) werd ziek tij­dens een trip­je naar de kust. “Het bleek de pre­lu­de van het ein­de, een po­lo­nai­se van te­gen­val­lers en droe­ve fei­ten.” Ze werd op­ge­no­men in Ter­gooi, eerst in Bla­ri­cum, la­ter in Hil­ver­sum. Na een tijd­je mocht ze naar huis. “Thuis was het een ramp. Het duur­de even voor­dat je je re­a­li­seert dat het een neer­gaan­de spi­raal is. ‘Mor­gen gaat het mis­schien wel be­ter’, zei­den we te­gen el­kaar. Ik denk ach­ter­af dat mijn vrouw al veel lan­ger pijn had, maar dat ze daar niks over zei.”

Na een tijd­je werd Theya weer op­ge­no­men: hart­pro­ble­men. “Er volg­de een pe­ri­o­de van zie­ken­huis in, zie­ken­huis uit en tus­sen­door ver­zorg­de ík haar. Dat heeft zo’n acht we­ken ge­duurd, zon­der dat we pre­cies wis­ten wat haar man­keer­de. Ge­lijk­tij­dig ging het met mij ook pijl­snel naar be­ne­den. Daar­door kon ik Theya niet goed ver­zor­gen. Ik trok het niet, zak­te voort­du­rend weg. Toen de huis­arts kwam voor Theya, vroeg hij aan mij: ‘Mag ik jou ook even be­kij­ken?’ Tien mi­nu­ten la­ter was ík on­der­weg naar het zie­ken­huis. Ik viel met­een in coma. Een paar da­gen. Te­gen Theya zei­den ze toen ik was bij­ge­ko­men: ga maar naar uw man, we we­ten niet of hij de avond nog haalt. Het zag er al­le­maal zeer ho­pe­loos uit. Pas toen drong het tot me door, dat ook mijn vrouw was op­ge­no­men. Op on­co­lo­gie. Mijn vrouw was ster­ven­de en ik was net in le­vens­ge­vaar ge­weest.”

Doodvonnis
“De art­sen de­den van al­les met Theya. We zin­gen het nog wel even uit, dach­ten we. Toen wer­den we ont­bo­den bij een vrou­we­lij­ke on­co­loog. Ie­der­een van de fa­mi­lie was er­bij. De dok­ter kwam bin­nen en zei: ‘Me­vrouw Peek­el, u heeft geen schijn van kans. Het is een kwes­tie van da­gen, niet van we­ken.’ Pats. Geen énkele com­pas­sie. Ik viel dood­stil. Ze was een kil­le scherp­rech­ter, die een dood­von­nis uit­sprak. Ik ben daar nog steeds heel boos over. Ze deed het op een on­no­dig har­de ma­nier. Het kil­ste mo­ment uit mijn lan­ge le­ven. Ik neem het deze me­vrouw nog al­tijd enorm kwa­lijk. Als ik er­aan te­rug­denk, voel ik nog de pijn in mijn hart.” De voor­spel­ling bleek ove­ri­gens juist.

Op streekziekenhuis Ter­gooi heeft Han Peek­el (toen 69) meer aan te mer­ken. “Wát een slecht zie­ken­huis. Ik be­doel niet de men­sen hè, die zijn voor­tref­fe­lijk. Het zie­ken­huis is een bouw­val, moe­ten ze plat­gooi­en. Mijn vrouw heeft bij­voor­beeld nooit al­leen ge­le­gen. Geen mo­ment van pri­va­cy.”

Herinnering
Te­gen ad­vie­zen van de art­sen in ging Peek­el naar huis, met zijn vrouw. Met hulp van Buurt­zorg. “Een fantás­ti­sche or­ga­ni­sa­tie.” Ze­ven da­gen na thuis­komst is Theya over­le­den. “In mijn ar­men. Daar­na is het niks meer. Je dier­ba­re is dood en dood is erg dood. De schoon­heid, het le­ven, het brui­sen­de is do­de­lijk stil ge­wor­den. Ik heb mijn vrouw te­der ge­kust, daar­na neer­ge­legd. Ik heb haar daar­na niet meer wil­len zien. Ik wil­de de her­in­ne­ring aan m’n le­ven­de vrouw zo scherp mo­ge­lijk hou­den.” Ze wa­ren 48 jaar sa­men. “We ga­ven el­kaar ie­de­re och­tend bij het wak­ker wor­den een kus en gin­gen nooit met ru­zie sla­pen.”

Nog geen vijf maan­den na de dood van Theya werd oud­ste doch­ter Cato-Mar­got ern­stig ziek. Leu­ke­mie en been­merg­kan­ker. “Ze is 46 en heeft een ge­zin. Ge­luk­kig gaat het al wat be­ter. Ze heeft stam­cel­the­ra­pie on­der­gaan en de stam­cel­len van haar do­nor ma­ken nu wit­te bloed­li­chaam­pjes aan.”

Jongleren
Peek­el was in shock. “Ik kon goed met mijn ge­dach­ten jong­le­ren. Ik be­gon din­gen te for­mu­le­ren en ge­dich­ten te ma­ken. Ik merk­te dat ik een lied had ge­schre­ven. Met me­lo­die. Het hielp mij goed om mijn ge­voel en ver­driet te be­schrij­ven. We heb­ben ze­ven emo­ties en ver­driet is de minst be­zon­gen emo­tie.”

In de zes­tien num­mers be­zingt hij alle vor­men van ver­driet en rouw. Ook met hu­mor. “Ik heb één lied­je ge­maakt dat heel ern­stig be­doeld is en dat ik in wan­hoop heb ge­schre­ven. Dat was in de tijd toen het mis ging met mijn doch­ter. Op dat mo­ment is een lied the­ra­peu­tisch, als­of je bij de psy­chi­a­ter op de bank ligt.”

Je droeg mijn naam
Ti­tel­num­mer is ‘Je droeg mijn naam’. “Dat is pre­cies wat het is. Het mooi­ste ge­schenk dat je in een re­la­tie kan krij­gen is als je hoort: ‘Ik hou zo­veel van je, dat ik jouw naam wil dra­gen.’ Het woord dra­gen heeft meer be­te­ke­nis­sen: ik kan jou vér­dra­gen, ik kan jou dra­gen. Ik heb het zo ge­schre­ven, dat een an­der zich er ook in her­kent. De cd is een ode aan mijn muze Theya, een bloem­le­zing als de galm van mijn ge­mis.”

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*