De lokale omroep, ooit gezien als het ‘ondergeschoven kindje’ van het medialandschap, bevindt zich op een kruispunt. Is er in een tijd waarin nieuws sneller dan ooit via sociale media circuleert nog een toekomst voor lokale journalistiek?
Tijdens haar oratie ‘De lokale journalistiek in het hart van de publieke ruimte’ werd Yael de Haan aan de Rijksuniversiteit van Groningen recent (24 januari) benoemd tot hoogleraar in de Faculteit der Letteren met de leeropdracht Lokale Publieke Omroep. Deze leerstoel is ingesteld door de NLPO voor vijf jaar en wordt sinds twee jaar bekleed door De Haan.
Spreekbuis.nl mediajournalist Peter Schavemaker sprak uitgebreid met Yael de Haan.

Als introductie van haar oratie werd als drijfveer van Yael de Haan benoemd dat voor haar alle wetenschappelijke onderzoeken ‘maatschappelijk relevant’ moeten zijn.
“Jazeker,” zegt Yael de Haan aan het begin van ons interview. “Iedereen in de journalistiek weet het wel, maar het nog altijd belangrijk om te benadrukken dat de journalistiek in de samenleving functioneert en een belangrijke rol heeft, maar niet op zichzelf staat. De journalistiek kan zich ook druk maken binnen een journalistiek ümfeld over dingen waar de samenleving niks van weet. Het is belangrijk om te beseffen welke rollen je hebt, zowel positief als negatief. En dat daar ook veel kansen zitten, bijvoorbeeld voor de lokale journalistiek.”
Zei je daarom ook in je oratie: ‘Dit verhaal gaat over lokale journalistiek, in het bijzonder over lokale publieke omroepen. Maar eigenlijk gaat dit verhaal over ons, over jou en mij’?
“Ja, dat wilde ik benadrukken. Het gaat over ons allemaal. Ik vind het belangrijk dat mensen beseffen zich realiseren dat lokale journalistiek heel belangrijk is voor onze democratie en voor onze manier waarop we met elkaar praten. Dat betekent dat je iedereen moet betrekken een gemeenschap, samenleving. Mensen denken aan lokale journalistiek, nou een lokale omroep en de lokale suffertjes. Maar eigenlijk in essentie, los van die type media, gaat lokale journalistiek over informatie over de plek waar je woont. Dus een vereiste van de lokale journalistiek om sociale cohesie te versterken is dat er genoeg journalistiek aanbod is. Maar om goed te begrijpen of journalistieke referentiekader kan bieden voor het gemeenschappelijk gesprek, dienen we de platforms die burgers gebruiken niet te negeren. Dit vraagt niet enkel een aanbodsperspectief, maar een publieksperspectief. Maar voldoende aanbod is niet genoeg. De informatie moet mensen natuurlijk ook bereiken. Dat is een tweede zorg over lokale journalistiek. Het goede nieuws is dat bijna 90% van de Nederlanders geïnteresseerd is in lokaal nieuws.”
Van ondergeschoven kindje naar meer aandacht in het Haagse mediadebat.
In de afgelopen jaren is er binnen de lokale- omroepen en journalistiek een professionaliseringsslag gaande. Yael de Haan benadrukt in ons gesprek dat deze professionaliseringsslag ook een impuls kreeg dankzij het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en de NLPO. “Niet alleen dankzij geld, maar ook door coaching.”
Leek de lokale omroep voorheen in mediadebatten het ‘ondergeschoven kindje’, inmiddels heeft politiek Den Haag ook bijgedragen aan de impuls voor de lokale media.
Specifiek hierbij is de motie van 3 december 2018 die D66-Kamerlid Joost Sneller indiende om lokale publieke media journalistiek te versterken. Sneller pleitte voor een pilot gericht op de journalistieke professionalisering van lokale omroepen (pilot Journalistieke Professionalisering Lokale Publieke Mediadiensten, red.). Toenmalig minister van Media Arie Slob (ChristenUnie) stelde 15 miljoen euro beschikbaar om lokale journalistiek te versterken. Minister Slob zette hiermee de eerste lijnen uit voor een nieuw stelsel.
Yael de Haan: “Dat heeft echt bijgedragen aan de professionaliseringsslag. Veel grote lokale omroepen zijn nu bezig met streekvorming en echt geprofessionaliseerd zijn. Ik noem 1 Twente, Regio 7, Omroep Venlo en Regio 8, zij stonden aan het begin van de professionaliseringsslag. Dat zijn niet alleen maar omroepen die in de Randstad zitten, niet alleen maar de AT5’s…”
De huidige mediaminister Eppo Bruins benoemde in het wetgevingsoverleg van 16 januari 2025 dat de lokale omroepen ‘buitengewoon belangrijk’ zijn.
Yael de Haan vult aan dat vanuit het ministerie van OCW het narratief geldt: lokale journalistiek is belangrijk voor de informatiefunctie en de waakhondfunctie. “Wat ik zeg is dat de sociale functie vergeten wordt. Die is natuurlijk minder grijpbaar, maar eigenlijk essentiëler. Ik zou het wel belangrijk vinden dat zowel de omroepen als het ministerie ook nadenkt: ‘Oké, als we dan een systeem hebben van streekomroepen, hoe gaan we die inrichten? En wanneer zijn wij dan tevreden als sector? Wanneer is een streekomroep succesvol? En hoe ga je nou als lokale- en streekomroep ervoor zorgen dat ze echt een bijdrage kunnen leveren aan gemeenschapszin?
Heb je het idee dat het in de politiek te veel gaat over geld en niet over de goede toekomst van de lokale- en streekomroep én hoe deze inhoudelijk ingekleurd zou moeten worden?
“Dat ben ik helemaal met je eens. Tegelijkertijd is de vraag. Dit zou niet de taak van een politiek moeten zijn, maar ik vind het wel belang dat de sector daarvoor, als je geld krijgt en zoveel geld is het overigens ook niet per omroep nadenkt: ‘Hoe ga je dat dan inzetten?’. Ik nodig de sector wel uit om een model dat 5 jaar geleden is ingericht en heel erg vanuit geografische gemeenschappen is ontworpen, nu dat ons medialandschap heel erg veranderd, na te denken: we weten inderdaad dat lokale journalistiek belangrijk is, maar hoe ga je ervoor zorgen dat het ook daadwerkelijk belangrijk wordt gevoeld?”
Hoe zou de sociale cohesie, waar je naar streeft bij lokale omroepen, het beste vorm kunnen krijgen?
“Het begint ten eerste veel meer inzicht hebben in hoe je gemeenschap eruit ziet. Dat is dat lijkt heel gek, want je denkt wel lokale omroepen die weten natuurlijk als geen ander dan hoe hun gemeenschap eruit ziet. Maar eigenlijk denken ze nog heel erg vanuit massacommunicatie. Berichten worden snel getikt van persberichten en informatie die ze binnenkrijgen. Maar hoe ziet de gemeenschap eruit, welke type mensen zijn er?” De Haan vindt het ook belangrijk dat de lokale omroep kijkt naar de behoefte vanuit de gemeenschap en inwoners. “Dan kun je daar op inspelen.” “We weten van onderzoek van het gebruik van lokale Facebookgroepen dat daar bepaalde groepen met bepaalde interesses heel actief in zijn. Ze delen dingen met elkaar, maar zeggen ook: ‘Ik moet de informatie continue wegen. Het is niet betrouwbaar, maar ik weet wel hoe de gemeenschap over dingen denkt. Ik krijg wel meer niche informatie.’ Dat lijkt op een gesprek zoals vroeger bij de dorpspomp, maar nu online, en niche in een lokale gemeenschap waar je als lokale omroep wel op in kunt spelen. Maar als je nog heel erg die informatiefunctie nog voor ogen hebt, en een oudere doelgroep bereikt, terwijl er heel veel mensen eigenlijk al geïnformeerd zijn maar iets anders nodig hebben. Zij willen begrepen en gehoord worden. Dat betekent ook dat je een ander soort berichtgeving nodig hebt of ander soort acties.”
In je oratie zei je (letterlijk): ‘Diverse onderzoeken laten zien dat lokale redacties die samen met de gemeenschap activiteiten ondernemen in de gemeenschap dat het ook een bijdrage kan leveren aan het gevoel of het verminderen van het gevoel van machteloosheid. Zo organiseerde regionale Omroep West in Den Haag samen met tientallen lokale omroepen een inzamelingsactie voor Sinterklaascadeaus voor gezinnen die het niet kunnen veroorloven.’
“Is dat nou journalistiek?, zou je kunnen zeggen. Maar dit geneert ook berichtgeving en gesprek.”
In haar oratie verwees Yael de Haan naar 1Almere.
‘Wat echter opvalt is dat de innovaties zich richten op de beantwoording van de vraag: hoe kunnen we technologische tools inzetten? Het draait hij dan met name om sneller, beter, digitaler – de shiny new things. Echter in plaats daarvan zouden we media innovatie moeten positioneren als een moreel goed. Gezien mijn uiteenzetting over diverse publieksonderzoeken zou technologische innovatie ingezet moeten worden ten behoeve van een gemeenschappelijke referentiekader voor lokale gemeenschappen en dat hoeft niet ingewikkeld te zijn. 1Almere weet dat de burgers in Almere 15% van de inwoners laaggeletterd is. Daarom bieden zij artikelen aan de hand van leesbare tekst, makkelijke tekst met een woordenboek, zodat iedereen mee kan doen aan het gezamenlijk gesprek.’
Hoe ziet Yael de Haan de rol van AI in de veranderende rol van lokale omroepen?
“Je kunt AI inzetten omdat het leuk is en er leuke tools zijn waarbij je kan zeggen: ‘Al mijn artikelen worden automatisch vertaald’. Maar wat heeft de gemeenschap daaraan? Je kunt ook andersom kijken en zeggen: ‘Binnen mijn gemeenschap zijn er mensen die wat betreft taal hulp nodig hebben. Ok, welke rol kan AI daar een oplossing voor zijn?’ “Dan hoeft technologie helemaal niet zo ingewikkeld te zijn. Dat is een andere beredenering.”
Yael de Haan refereert in ons gesprek ook het project van 1Almere waarbij de omroep (gestart in februari) een tot twee keer per maand met een pop-up redactie neerstrijkt in verschillende wijken en buurten van Almere. Hoofdredacteur Vincent Smit van 1Almere schreef op zijn LinkedIn-pagina als volgt over deze pop-up redactie: ‘Ons doel? Meer inwoners spreken, verhalen ophalen uit de wijk of buurt en direct in gesprek gaan met bewoners en ondernemers over wat er speelt in de stad.’ ‘Daarom zijn we op zoek naar locaties die ons een paar dagen tot een week lang willen ontvangen. Denk aan buurtcentra, cafés, werkruimtes, bakkers of andere plekken waar we gemakkelijk toegankelijk zijn voor de buurtbewoners. Wat we nodig hebben: Een plek waar vijf redacteuren kunnen werken. Een plek waar inwoners spontaan binnen kunnen lopen om hun verhaal te delen.’
Yael de Haan: “Een beetje zoals Pointer, maar dan op lokaal niveau en wijkgericht. Dat is dan weer zo’n voorbeeld. Het gaat niet om de informatie, maar wat speelt er? Wat voelen mensen? Wat hebben ze nodig om met elkaar in gesprek te gaan? Het is fantastisch dat ze dat doen.”
De professionalisering van de lokale omroepen wordt ook gevoed door de samenwerking met de NOS. Hoe waak je ervoor de lokale omroepen niet een verkleinde versie en kopie van de NOS worden. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Ben je bang voor deze ontwikkeling?
“Ik ben daar niet bang voor, maar ik waarschuw men wel. Als je op drie niveaus een beetje kopietjes van elkaar gaat worden, hoe kun je dan onderscheiden? En met name hoe kun je dan samenwerken? Als je een beetje van alles van elkaar, dan heb je helemaal geen reden om met elkaar samen te werken. Tenzij je zegt: ‘Lokaal, dat gaat zich echt bijvoorbeeld richten op de sociale functie en echt die gemeenschap kennen. Dat kunnen de regio landelijke partners nooit doen’. Lokale omroepen kennen de samenleving en de haarvaten hiervan veel beter. Landelijke partners zoals de NOS hebben veel meer capaciteit en vaardigheden om onderzoeksjournalistiek te doen. Dan heb je elkaar nodig.”
Lokale omroepen bestaan, ondanks de professionalisering nog vaak uit vrijwilligers.
“Met de vorming van de 80 streekomroepen heb je op een gegeven moment een bepaalde mate van professionalisering. Hiermee bedoel ik dat er een aantal mensen echt in dienst zijn. Het is belangrijk om op basis van die basale professionalisering te kijken wat je nodig hebt om om de gemeenschap te bedienen. Bijvoorbeeld de vraag: Gaan we echt televisie maken? Hebben we een presentator of een community manager nodig?”
Hierdoor verschuift het oorspronkelijk idee van de lokale omroep op een grote manier. En zal er bij lokale omroepen niet meer, zoals in het verleden Radio 3 of Radio 538 worden nagedaan, om te denken dat ze zo hun publiek bereiken.
“Ja. Precies wat je zegt. Maar als de lokale- of streekomroep een kopie wordt van een regionaal of landelijk dan niet, dan zit je elkaar te concurreren en niet te complimenteren. Het is belangrijk om te realiseren: we zijn professioneel, hebben een aantal Fte’s en kunnen zo een basis vormen. Volgens is de belangrijk: Hoe ziet onze gemeenschap eruit? Hoe kunnen we die bedienen? En wat hebben we dan nodig uit die samenleving? Ja, de rol van de vrijwilligers moet je ook herformuleren.”
Kan een lokale omroep met alleen vrijwilligers in de toekomst wat jou betreft kunnen blijven bestaan? Misschien met een zwaardere rol voor de vrijwilligers.
“Ja, kijk bijvoorbeeld naar RTV Vechtdal. Zij lanceren (13 februari) het jongerenplatform Vechtdal Next.”
Hoofdredacteur Wim de Jonge van RTV Vechtdal vult, wanneer we hem hierover bellen, aan dat Vechtdal Next een jongerenkanaal wordt dat radio, tv en online overschrijdend is. “We gaan jongeren bereiken met de media die bij hen past. Ook het onderwijs en welzijn hier in het Vechtdal heeft zich aangesloten bij Vechtdal Next, om zo op het gebied van welzijn, via ons als journalistieke organisatie, jongeren te bereiken.”
Yael de Haan: “Vechtdal FM heeft een hele grote database van jongeren in de gemeenschap en daar vragen ze aan input te leveren of samen te maken. Dat zijn ook vrijwilligers, maar op een hele andere manier. De jongeren worden goed begeleid.”
De Haan uit in haar oratie ook zorgen over bereik van lokale omroepen van jongeren en nieuwkomers.
We weten bijvoorbeeld dat jongeren wat degelijk geïnteresseerd zijn in lokaal nieuws, maar ze worden niet bereid. En waarom niet? Omdat het vaak niet over hen gaat. Het gaat niet over hun eigen leven. En als het over jongeren gaat, vaak in een negatief dag ligt. En dat is niet bevorderlijk. voor gemeenschapsvorming. Ook is er in het onderzoek weinig aandacht voor nieuwkomers. Zonde, want we weten dat er een positieve relatie kan zijn tussen consumeren van onder andere lokaal nieuws en de mate waar iemand zich thuis voelt in een nieuwe omgeving. Een recent onderzoek van mijn collega Camilla Valgaas laat zien dat nieuwkomers graag lokaal nieuws willen consumeren om op de hoogte te zijn wat er speelt. Om te weten wat de lokale gemeenschap is. Maar ze zijn vaak niet op de hoogte van het aanbod. En als ze dat wel hebben, dan snappen ze de context vaak niet. Dus gaan ze op zoek naar hun eigen media of creëren ze die.
Recent werd uit een onderzoek van Hogeschool Windesheim bekend dat jongeren zeer veel interesse hebben in nieuws.
Yael de Haan: “Jongeren zijn zeker geïnteresseerd in lokaal nieuws, maar niet zozeer weer voor die informatiefunctie, maar echt om mee te kunnen doen, om mee te kunnen praten. En wat ze belangrijk vinden is dat ze serieus worden genomen en gehoord worden. Dus daar kan je als lokale media op inspelen. Dus letterlijk niet denken van nou, als we goede verhalen komen en maken op hun platforms, dan komen ze vanzelf. Nee, naar ze toe gaan en het samen maken. We zitten zo te zeuren op nieuwswijsheid van onze jongeren, maar journalisten mogen ook weer meer publiekswijs worden. Dus met andere woorden die jongeren beter kennen, voorbij dat ze op TikTok zitten.”
Dus niet de zoveelste kopie van 538 uitzenden op de lokale omroep, met de gedachte zo jongeren te kunnen bereiken?
“Ja, zeker.”
Maak gewoon een lokale / regionale website, kost bijna niks.
Radio en tv kan de regionale omroep wel doen.