Na bijna negen jaar als Algemeen Directeur van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid vertrekt Jan Müller naar Australië om daar het National Film and Sound Archive (NFSA) te gaan leiden. “Beeld en Geluid moet een onafhankelijk instituut blijven en meer nadruk leggen op het audiovisuele erfgoed van de toekomst: games, internet, webvideo, interactieve documentaires en virtual reality bijvoorbeeld.”
Müller ging vorig jaar november voor het eerst naar Australië, op uitnodiging van zijn voorganger bij het NFSA, de Oostenrijker Michael Loebenstein. “Wij kennen elkaar dankzij de internationale samenwerking tussen onze organisaties”, aldus Müller. “Ik heb een aantal lezingen gegeven en veel medewerkers ontmoet in de drie vestigingen van het instituut, zodat ik een goed beeld had van het NFSA. Een maand later hebben ze mij benaderd met de vraag of ik Michael Loebenstein zou willen opvolgen. Toen viel eigenlijk alles op zijn plek. Beeld en Geluid staat er goed voor en is financieel gezond. Ik heb altijd gezegd dat ik ongeveer tien jaar wilde blijven, daarna is de ‘houdbaarheid’ van een directeur min of meer op. In mijn tijd in de reclame, voordat ik bij Beeld en Geluid ging werken, wilden we als gezin al eerder naar het buitenland, maar dat kwam er destijds niet van. Nu kunnen mijn vrouw en ik ons werk hier achterlaten en de kinderen zijn 18 en kunnen in Australië gaan studeren.”
“De overgang van analoog naar digitaal archiveren was net ingezet toen ik bij Beeld en Geluid kwam. Die omschakeling is nu geland”, zegt Müller op de vraag wat voor hem de belangrijkste ontwikkeling was tijdens zijn directeurschap. “Beeld en Geluid geeft duiding aan onze mediacultuur. We moeten de collectie verbinden met het publiek, Beeld en Geluid heeft een belangrijke maatschappelijke rol bij het mediawijzer en mondiger maken van de burgers. Maar ongeveer 90 procent van de collectie zit op slot als gevolg van de Europese wet- en regelgeving op het gebied van auteursrechten. We moeten nu de collectie zo goed mogelijk ontsluiten voor iedereen, dus niet alleen voor bijvoorbeeld programmamakers die een fragment willen hergebruiken. Dat is niet eenvoudig en kost geld, maar het moet gebeuren.”
Archief openen voor publiek
Een begin van een oplossing is er inmiddels vertelt Müller. “Wij zijn een relatief ‘jong’ archief, voor wat betreft televisie gaat het archief terug tot het begin van de jaren ‘50. Pas na 70 jaar vervallen de rechten en komt het materiaal in het publieke domein. Het meeste materiaal is met publiek geld gemaakt en moet dus ook voor iedereen toegankelijk zijn, dat begrijpt en wil de publieke omroep ook. Daarom hebben we met NPO afgesproken dat video- en audiomateriaal waarvan de NPO de rechten bezit en dat niet meer is te zien op de kanalen van de NPO via Beeld en Geluid beschikbaar komt, zodat wij ook via het internet onze culturele taak richting het publiek kunnen uitvoeren. Het gaat om de zogenaamde out-of-commerce programma’s, waarbij materiaal dat 25 jaar of ouder is vrij beschikbaar komt, tenzij er nog commerciële activiteiten mee worden ondernomen. Denk bijvoorbeeld aan een dramaproductie die nog via video on demand kanalen is te zien.”
“Materiaal van 5 tot 25 jaar oud komt ook voor een belangrijk deel beschikbaar, afhankelijk van het genre. Nieuws en sport bijvoorbeeld wordt eerder toegankelijk, dan documentaires, drama of muziekprogramma’s. De NPO heeft dit opgenomen in zijn concessiebeleidsplan voor de periode 2016-2020. Er is nog niet besloten langs welk kanaal dat materiaal aan het publiek beschikbaar wordt gesteld. Het zou via ons eigen portal kunnen gebeuren, maar we kunnen ook het gedigitaliseerde materiaal via de kanalen van NPO beschikbaar stellen. Voor ons is dat niet zo heel belangrijk: het gaat er om dat het publiek op wat voor manier dan ook bij dat audiovisueel erfgoed kan. Wij zijn hierover nog met de omroepen en de NPO in gesprek.”
Müller is de afgelopen jaren ook internationaal zeer actief geweest, onder andere als president van FIAT/IFTA, de Internationale Federatie van Televisie Archieven en als voorzitter van het Europese erfgoednetwerk Europeana. “Beeld en Geluid heeft internationaal een vooraanstaande positie, doordat wij voorop lopen met de digitalisering van de collectie”, verklaart Müller. “In 2007 is het project Beelden voor de Toekomst gestart, een katalysator voor de ontwikkeling van onze kennis over digitalisering, ontsluiting en hergebruik van het materiaal. Kennis die wij met collega’s in het buitenland hebben gedeeld, waardoor wij dus regelmatig in internationaal verband met elkaar samenwerken. Het instituut staat ook in de schijnwerpers door de verbindingen die wij weten te maken tussen de collectie en het publiek, bijvoorbeeld door middel van de Beeld en Geluid experience.”
Toekomstig erfgoed
Voor Beelden voor de Toekomst was oorspronkelijk ruim 170 miljoen euro uitgetrokken, waarvan de partners in het project 64 miljoen euro moesten terugverdienen. Müller: “Dat is niet gelukt. Niemand wil betalen voor content die je ergens anders gratis kan vinden. We hebben bijvoorbeeld het terugkijkplatform Ximon opgezet, met onder meer art house films en ouder televisiedrama, nog voordat een partij als Netflix verscheen. Maar het liep niet. Wij hebben ook allerlei onderwijsmateriaal beschikbaar gemaakt via Teleblik en andere betaalde platforms. Dat liep goed, totdat de toenmalige minister van onderwijs, Plasterk, besloot dat de overheid hiervoor eigen platforms moest bieden en dat het aanbod gratis moest zijn. Je kunt op die manier niet concurreren in de markt. Die terugverdienverplichting is er daarom afgehaald.” Het budget voor Beelden voor de Toekomst werd bijgesteld tot 120 miljoen euro.
De verbinding leggen met het publiek is en blijft essentieel, vindt Müller. De Beeld en Geluid experience, het museale onderdeel van het instituut, gaat veranderen. “We hebben een nieuw concept klaar, dat de komende tijd zal worden uitgevoerd”, zegt de scheidend Algemeen Directeur. “Ik ga natuurlijk niet over mijn graf heen regeren, maar de focus moet liggen op de vernieuwing van het museum. Dit heeft gevolgen voor het hele instituut, Beeld en Geluid moet meer nadruk leggen op het audiovisuele erfgoed van de toekomst: games, internet, webvideo, interactieve documentaires en virtual reality bijvoorbeeld. Het moet een onafhankelijk instituut blijven. Beeld en Geluid speelt een niet te onderschatten rol in de maatschappij, wij vormen het geheugen van het land. Daar moet niet aan worden getornd door bezuinigingen of andere maatregelen.”
Geef als eerste een reactie