Margriet Brandsma was tussen 2002-2011 correspondent in Duitsland. Voor haar nieuwste boek ‘Was wir noch zu sagen hätten’ (verschenen bij uitgeverij Conserve) hield ze gesprekken met zes (voormalige) Duitsland-correspondenten Ben Knapen, Rob Meines, Willem Beusekamp, Philippe Remarque, Jeroen Akkermans en Wouter Meijer. Jeroen Wollaars, tegenwoordig NOS Duitsland-correspondent, schreef het voorwoord.
Spreekbuis.nl sprak uitgebreid met Margriet Brandsma over de haat-liefde verhouding met Duitsland in haar werk als correspondent.
Het Duitse medialandschap is doordat het gepolitiseerd is heel anders dan het Nederlandse. Hoe zou je het verschil willen omschrijven?
“Dat was een dubbel gevoel. Ik was jaloers op de middelen die mijn Duitse collega’s hadden. De publieke omroep krijgt zakken met geld, ook de omroepbijdrage ligt in Duitsland vele malen hoger dan in Nederland. Als Duitsland-correspondent deed ik alles zelf en ging vaak alleen op pad, Duitse collega’s hadden voor een item van 2 minuten een cameraman, een verslaggever en regisseur. Natuurlijk zwaar overdreven. Ik werd nog jaloerser hoeveel tijd de Duitse collega’s konden besteden aan een onderwerp. Een sport/maatschappelijk journalist bij de ARD deed niets anders dan onderzoek doen naar dopingschandalen, dé reden dat de ARD zoveel primeurs kon scoren. Ik was zeker niet jaloers op het gepolitiseerde Duitse bestel. In Duitsland zijn twee landelijke publieke omroepen, de ZDF en ARD – met regionale omroepen NDR, SWF en WDR. De benoeming van een Duitse omroepchef is politiek. In Duitsland geldt ook een conservatieve manier van berichtgeving, daarop was ik ook niet jaloers.”
‘Als Duitsland-correspondent deed ik alles zelf en ging vaak alleen op pad, Duitse collega’s hadden voor een item van 2 minuten een cameraman, een verslaggever en regisseur. Natuurlijk zwaar overdreven’
In het boek zeggen alle Duitsland-correspondenten ‘Duitsers zijn progressief, maar ook zo conservatief’
“Dat geldt absoluut ook voor de media, hoewel het ook opfrist. Een opening van een ARD nieuwsrubriek waarbij twee fractievoorzitters als twee schreeuwende koppen tegenover elkaar zitten is heel normaal. Een beetje politiek nieuws wordt al gauw belangrijk, terwijl de politiek in Duitsland saai is. Omdat je als correspondent het Duitse nieuws intensief volgt heb je de neiging om hierin mee te gaan, terwijl het voor Nederland helemaal niet belangrijk is. Eerlijk gezegd heb ik mij, net als veel collega correspondenten, wel eens te veel mee laten slepen door de opwinding in de Duitse media.”
Hoe was het contact met je Duitse collega journalisten?
“Ik kwam ze natuurlijk, tijdens grote persconferenties van bijvoorbeeld de Kanselier, tegen. Hoewel je, in tegenstelling tot Nederland, in Duitsland geen wekelijkse persconferentie van de premier (Bondskanselier) hebt. Bondskanselier Merkel gaat echt niet elke week met de Duitse pers zitten. Het Torentje is in Nederland relatief makkelijk toegankelijk, binnenkomen in het Bundeskanzlerambt is andere koek. Over het algemeen was het contact met mijn voormalige Duitse collega’s vriendelijk en er was een bereidwilligheid om elkaar te helpen. De Duitse collega’s waren altijd wel geïnteresseerd in ons als Nederlandse verslaggevers, maar Nederland is voor hen een van de buurlanden. Doordat alles zich in Duitsland afspeelt in Berlijn en niet meer in Bonn, is alles in Duitland wel groter geworden.”
‘Ik heb wel eens genoegen moeten nemen met een woordvoerder’
Wouter Meijer zegt in het boek dat de Duitse media ‘overgeorganiseerd’ is, maar dat er toch nog veel misgaat.
“Wat we in Nederland, noodgedwongen, proberen te voorkomen door niet meer een verslaggever van de NRCV, én iemand van de TROS én iemand van de KRO naar een grote gebeurtenis te gaan waardoor er een woud van microfoons ontstond, kan dit in Duitsland nog steeds gebeuren. Achter het lijntje is dan het hele Duitse medialandschap vertegenwoordigd, zowel publiek als commercieel. En ook landelijke en regionaal. Wouter Meijer heeft gelijk dat hij zich afvraagt hoe het mogelijk is dat er toch zoveel misgaat, terwijl Duitsland zo’n perfect georganiseerd land is. Dat een project –zoals het tolvignet voor vrachtauto’s – mislukt of de bouw van het vliegveld in Berlijn uitloopt, kan blijkbaar ook in Duitsland. In die zin lijken wij op Duitsers. De Duitse Grünlichkeit is soms een te groot cliché.”
Heb je ooit de wens gehad om je definitief in Duitsland te vestigen en bij een Duitse omroep aan de slag te gaan?
“Nee. Ik heb wel gedacht aan het idee om als Nederlandse correspondent te werken voor een Duitse omroep, omdat ik na bijna 10 jaar in Duitsland te hebben gewoond en gewerkt, in het begin, met vreemde ogen naar Nederland keek. Mijn Duits is wel goed, maar of het goed genoeg zou zijn om voor een Duitse omroep te werken is een tweede vraag.”
Was er ook een journalistiek reden om het niet te willen doen?
“Ja, een van de redenen was de hiërarchie in Duitsland en de gepolitiseerde wijze van berichtgeving. Ik moet er, na 10 jaar, ook niet meer aandenken om in politiek Den Haag rond te lopen, om voor elke rel drie kwartier voor een deur te zitten. Dat gebeurt in Duitsland ook veel. De Duitse journalistiek staat ook op hoog niveau, zeker bij grote en serieuze kranten zoals de Süddeutsche Zeitung en Frankfurter Allgemeine Zeitung, die in onze ogen saaie kranten zijn met lange artikelen.”
‘Duitsland is natuurlijk onovertroffen als het gaat om hiërarchie’
De hiërarchie speelt een belangrijke rol in Duitsland, zei je zojuist. Het maken van interviews is vaak lastig. In het boek wordt als voorbeeld genoemd dat een interview met een burgemeester vaak via allerlei schijven gaat.
“Daarin is Duitsland natuurlijk onovertroffen.”
Hoeveel last had je hiervan in het dagelijkse journalistieke werk? Al je collega correspondenten zeggen dat er in Duitsland verhalen in overvloed zijn, maar dat er elke keer mensen in de weg lopen om deze te kunnen maken.
“Absoluut. Straatinterviews – voxpoppen – was makkelijk. Zomaar een interview houden met een directeur, een voorbeeld dat Wouter Meijer aanhaalt in het boek, vergeet het maar. Er is elke keer iemand anders die meebeslist, er zijn zoveel lagen. Dat maakt Duitsland journalistiek af en toe moeilijk en een stroperig land om te werken. In Nederland zijn de organisaties veel platter.”
Heb je ondanks die stroperigheid wel het idee dat je alles uit je correspondentschap hebt kunnen halen?
“Ik heb wel eens genoegen moeten nemen met een woordvoerder.”
‘Zomaar een interview houden met een directeur… vergeet het maar. Er is elke keer iemand anders die meebeslist, er zijn zoveel lagen’
Uit het boek blijkt dat Rob Meines en Wouter Meijer al heel jong veel interesse hadden in Duitsland, Wouter Meijer ging zelfs naar de middelbare school in Duitsland.
“Ik heb altijd interesse gehad voor Duitsland. Ik keek veel naar Tagesschau, het journaal van de ARD-omroepen.”
Heb je daarom aan de hoofdredactie specifiek gevraagd om als correspondent naar Duitsland te mogen?
“Het is iets anders gegaan. Naast mijn werk als verslaggever in Den Haag deed ik ook verslaggeving in het buitenland – Kosovo, Afrika India en de hele wereld over. Hierna voelde Den Haag niet meer prettig. Nadat ik mijn wens om voor langere tijd als correspondent naar het buitenland te willen gaan kenbaar had gemaakt, is er even sprake geweest dat ik een reizend correspondent in Afrika kon worden. Doordat dit een kostbare onderneming zou worden ging dit niet door. Op de vraag welke post ik zou willen doen zei ik direct Berlijn. Nico Haasbroek heeft mij toen naar Duitsland gestuurd.”
Een journalistieke droom die uitkwam?
“In ieder geval het correspondentschap, plus ik mocht naar mijn geliefde Berlijn.”
‘Het Torentje is in Nederland relatief makkelijk toegankelijk, binnenkomen in het Bundeskanzlerambt is andere koek’
Philippe Remarque noemt in het boek zijn Duitse correspondentschap ‘spannend en fascinerend’
“Het jongensboekachtige van zijn correspondentschap spat er in ons gesprek van af.”
Deel je zijn passie?
“Jazeker!”
Uit het boek blijkt heel mooi het grote verschil in generatie, de werkwijze en de tijd van een ander televisietijdperk tussen de oudere Duitse correspondenten Ben Knapen, Rob Meines en Willem Beusekamp die nog voor de val van de muur correspondent waren en de nieuwe generatie Philippe Remarque, Wouter Meijer, Jeroen Akkermans, Jeroen Wollaars en jij.
“Daar stond ik tijdens het schrijven van het boek niet bij stil. Dit effect zit zeker in het boek. Maar het is ook het geschiedenisboekje over Duitsland, door Nederlandse ogen, geworden. Ben en Rob waren correspondent in een ander Duitsland dan de mensen hierna. Willem heeft wel net de val van de Muur meegemaakt. Zij zaten in Duitsland in een periode dat het publiek in Nederland nog verdomd weinig van Duitsland wilden weten, iets dat tot diep in de jaren negentig heeft geduurd. Zij moesten veel meer hun best doen verhalen kwijt te kunnen bij de omroepen en kranten.”
Alle correspondenten hebben een haat-liefde verhouding met Duitsland. Geldt dat ook voor jou?
“Ja, Philippe Remarque zegt in het boek ‘Als je Duitsland beter wilt leren kennen moet je van het land gaan houden’ en Jeroen Akkermans zegt ‘Ik heb vrede gesloten met Duitsers, het land was eerder slecht bevallen’. Als je eenmaal door het laagje bent heen gegaan en mensen zijn bereid je te helpen is Duitsland een bron van verhalen. De haat, in de haat-liefde verhouding, komt vaak door de starheid.”
‘Ik zou morgen weer terug kunnen. Geen probleem.’
Wat is de overeenkomst tussen jou en de andere correspondenten in het boek?
“Die haat-liefde verhouding.”
Wil je als correspondent terug naar Duitsland?
“Het heeft mij meer dan een jaar gekost om in Nederland weer te wennen. Ik heb inmiddels mijn draai weer gevonden, maar zou morgen weer terug kunnen. Geen enkel probleem.”
Geef als eerste een reactie