Wie was Peter Zwart (1911-2000) voor hij bekend werd als decorontwerper bij de televisie? Liselotte Doeswijk zocht het uit.
Zomer 1951. Een toevallige ontmoeting verandert het leven van een veelbelovende Larense kunstenaar. Vanaf 2 oktober dat jaar flitst zijn naam enkele malen per week op het beeldscherm van het nieuwe medium televisie. Hij is te gast in televisieprogramma’s en wordt regelmatig geïnterviewd over zijn nieuwe werk door de landelijke pers die bovendien wekelijks zijn werk complimenteert: “De decors van Peter Zwart waren weer voortreffelijk.” De Larense beeldhouwer wordt in de jaren vijftig een Bekende Nederlander.
Een bijzonder onbeleefde bonk
Bij de net opgerichte VARA-televisiesectie is Willy van Hemert de enige met een achtergrond in theater. Dus als tijdens de vergadering de kwestie ‘decor’ ter tafel komt, kijkt iedereen naar hem. Maar in plaats van de naam van een gevestigde toneel vormgever te noemen, stelt Van Hemert een beeldhouwer voor die hij niet lang ervoor heeft ontmoet bij een vage bekende, een rijke dame met een verzameling moderne kunst. Peter Zwart is daar om een Mondriaan te ontdoen van “vliegenstront, vet en rookaanslag” en er ontstaat een gesprek over kunst, de televisie en maagzweren. Van Hemert is onder de indruk van de veelzijdigheid van deze “bijzonder onbeleefde bonk”. Er volgt een eerste opdracht om een herkenningsfilmpje voor de VARA te maken en daarna verzorgt Zwart de decors voor de eerste gezamenlijke landelijke televisie-uitzending, de eerste VARA-uitzending, en zo verder. Per 1 juli 1952 komt hij in vaste dienst bij de Nederlandse Televisie Stichting als decorontwerper en hoofd van de immer groeiende decorafdeling.
Zwart is 39 jaar oud als hij voor het eerst voet zet in de televisiestudio van de Nederlandse Televisie Stichting in het Irene-kerkje in Bussum. Over decorontwerper Peter Zwart is veel geschreven, maar van zijn leven en werk als beeldhouwer en schilder is veel minder bekend. Aan journalisten vertelt hij meestal kort, in slechts een paar zinnen, zijn voorgeschiedenis: over zijn opleidingen, artistieke voorkeur en zijn bijdrage aan de Dollywood reclamefilm Kermesse Fantastique. Aan familie en latere collega’s vertelt hij veel uitgebreidere, spannender verhalen. Verhalen die – zo werd ik gewaarschuwd – soms meer op fantasie dan werkelijkheid berusten.
Portret van de kunstenaar als jongeman
Peter Zwart volgt naar eigen zeggen eerst een medische opleiding, maar breekt die af om zich in artistieke richting te laten scholen. Vervolgens zwerft hij enkele jaren door de wereld. Als we hem op zijn woord geloven, reist hij door Griekenland en Noord-Afrika en volgt hij in Frankrijk les bij Maillol, waar hij Picasso ontmoet. In 1935 vestigt hij zich dan in het Gooi om daar als beeldhouwer naam te maken.
Uit speurwerk in archieven komt een iets ander verloop naar voren. Volgens de administratie van het leger doorloopt Peter Zwart (na lagere en middelbare school) eerst de grafische school, daarna de opleiding voor Tekenleraren aan de Rijksnormaalschool in Amsterdam en als hij op 18-jarige leeftijd gekeurd wordt voor militaire dienst, geeft hij een “opleiding te Leiden” – mogelijk de genoemde studie geneeskunde – op als reden voor uitstel. Van 1932 tot 1936 staat Peter Zwart ingeschreven bij de opleiding Beeldhouwkunde aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam waar zijn ijver en vorderingen “ruim voldoende” zijn. Ondertussen vervult hij in 1934 nog tien maanden militaire dienst. Het laat niet veel tijd over voor lange buitenlandse omzwervingen, maar als het Zwart lukt om een deel van dienstplicht te vervullen tijdens de studie, dan zijn reizen ook niet uit te sluiten.
Via bemiddeling van familie kan hij in 1935 zijn intrek nemen in een atelier in Blaricum, dat hij later aan zijn dochter Joanika omschrijft als een “verbouwd kippenhok” met een pad “geplaveid met mislukte beeldhouwwerken”. Het Gooi heeft vanaf 1860 kunstenaars en idealisten aangetrokken en hoewel de hoogtijdagen van Laren als internationaal kunstcentrum wel voorbij zijn, is het in 1935 nog steeds wel de aangewezen omgeving voor Zwart om zijn geluk als kunstenaar te beproeven. Er zijn uit de jaren dertig verder geen tekenen van leven; hij exposeert niet, adverteert niet. Er doemt een beeld op – misschien wat clichématig en geromantiseerd – van een beeldhouwer die in afzondering en armoede keihard aan het werk is.
Gebakken broodmes
Pas begin jaren veertig zijn er tekenen van leven op zowel persoonlijk als ook professioneel vlak. Zwart volgt lessen bij andere kunstenaars, ook in schilderkunst en valt voor een meisje dat model zit bij een van die schildersessies. Ze trouwen en twee maanden na de Duitse inval wordt hun zoon Ron geboren. Het huwelijk loopt mis en in 1942 trouwt Peter Zwart een tweede maal, nu met tandartsassistente Frederike van Pelt. Ze huren een deel van een woning aan de Herdersweg in Laren en daar wordt in 1943 Peter jr. geboren. In 1946 komt er nog een dochter bij: Joanika.
In de oorlogsjaren is Zwart openlijk actief als kunstenaar. Hij adverteert bijvoorbeeld in De Gooi- en Eemlander als portrettekenaar. Mogelijk ontwerpt hij voor het eerst een decor. Zijn archief bevat namelijk een krantenknipsel van een recensie van de opvoering en het decor van De duivel in de vrouw (regie Anton Verheyen, 1943), maar helaas is niet met zekerheid vast te stellen wat Zwarts bijdrage aan deze voorstelling is geweest. Opvallender is zijn deelname aan de tentoonstelling Kunstenaars zien den Arbeidsdienst in 1943. De nazi’s poogden met deze tentoonstelling enerzijds propaganda te maken voor de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD), die een soort dienstplicht in arbeidskampen organiseerde. Anderzijds was de gedachte dat het goed zou zijn voor kunstenaars als zij eens in aanraking zouden komen met ‘echte’ arbeid. Zwart won met zijn gebeeldhouwde arbeider met schep, het symbool van de NAD, de vierde prijs.
De kinderen van Zwart horen later hele andere verhalen over de oorlogsjaren; over Joodse onderduikers, Canadese piloten in een geheime tunnel naar de heide die begint onder de kachel en Zwart mocht ook graag vertellen dat hij bommenwerpers had gevlogen. Het laatste is in ieder geval niet waar, maar de rest? Het enige tastbare bewijs wat naar verzetswerk wijst, zijn de illustraties van Zwart die vlak na de bevrijding het titelblad van de Larense krant Tijding sieren. Tijding was een voorzetting van een illegale uitgave van de verzetsgroep Blaricum – Eemnes – Laren. Na de oorlog wordt in ieder geval duidelijk dat Zwart’s handelen onder de streep positief uitkomt; hij wordt niet bestraft, beschimpt of verstoten. Integendeel, de burgemeester helpt het berooide gezin aan een nieuwe woning aan het Rozenlaantje in Laren en Zwart wordt na 1945 een min of meer bekende figuur in de Larense kunstenaarswereld.
Er volgen na de oorlog weer armoede en schaarste; het gezin Zwart woont dan wel in de een van de sjiekste buurten van Laren tussen miljonairs en oude adel, maar er staat geregeld “gebakken broodmes” op het menu. Peter kan met alleen de verkoop van beelden en schilderijen zijn gezin niet onderhouden en neemt al het werk aan dat hij kan krijgen; hij maakt portretten in opdracht, voert restauraties en interieurontwerp uit, hij geeft tekenles, maar ook werkt hij volgens zijn kinderen enige tijd bij een meubelmaker en schuurt hij desnoods tafelpoten. Het is vooral Frederike die de aanjager is en haar man dwingt om zijn talenten breder in te zetten. Een arme kunstenaar heeft nog wel iets romantisch, maar hongerige kinderen zijn dat allerminst. Op de fiets rijdt zij de omgeving rond om schilderijen, tekeningen en aquarellen van haar man te verkopen. Mensen die een betaling aan Peter schuldig zijn, jaagt ze schrik aan met een telefoontje van ‘Incassobureau Van Pelt’. Het is ook Frederike die op de fietst stapt en in Duivendrecht achterstallig loon opeist voor het werk dat Peter inmiddels enkele dagen per week bij Joop Geesinks Studio Dollywood is gaan doen.
De poppenkermis
Zelf vertelt Peter Zwart onder meer aan Willy van Hemert dat hij voor Dollywood het decor van Kermesse Fantastique (regie Józesf Misik, 1948-1951) ontwierp en maakte. Dit was een lange reclamefilm in kleur voor Philips radio en wordt wel beschouwd als het toppunt van Dollywoods kunnen. Het decor bestaat uit een miniatuurkermis met draaimolens, een cakewalk, schommels, snoepkraampjes en een schiettent, absolute kitsch dus. “Ik zeg toch niet dat je het mooi moet vinden?”, bijt Zwart Van Hemert toe als deze wat zuinig op de mededeling reageert. Grote Kunst is het niet, maar Zwart doet in Duivendrecht wel belangrijke praktische en technische ervaring op die hem later bij de televisie goed van pas zal komen.
Hoe Peter Zwart bij Geesinks poppenfilmstudio terecht komt is niet bekend. In een aantal krantenartikelen over Dollywood is te lezen dat er inderdaad een beeldhouwer werkt in de Dollywoodstudio’s, maar in de geschiedschrijving van Dollywood komt Zwarts naam nergens voor en ook Dollywood-experts kennen hem niet. Oudste zoon Ron herinnert zich echter dat Geesink en zijn vrouw, ‘tante Iet’ regelmatig over de vloer komen en dat Dollywood-cameraman/animator Han Mook een tijdje bij het gezin inwoont. Het animatiepoppetje van een cowboy, dat Zwart uit deze tijd bewaarde, is niet te herleiden naar Kermesse Fantastique of een andere (bewaard gebleven) Dollywood-productie, ook de namen op een bijbehorende ansichtkaart geven weinig houvast. Zwarts Dollywood periode blijft dus wazig.
De “bekende Larense beeldhouwer-schilder”
Naast de extra werkzaamheden in Dollywood treedt Peter Zwart steeds meer in de openbaarheid als beeldhouwer en kunstschilder. Hij wordt lid van de Gooische schildersvereniging en neemt deel aan de groepstentoonstellingen in de kunstzaal van Hamdorff. In 1948 en 1949 verzorgt Zwart de aankleding – en in 1948 ook het affiche – voor het jaarlijkse carnavalsfeest in Hamdorff, een leuke en prestigieuze opdracht want dit zijn legendarische feesten waar tout het Gooi komt. Verder is hij in 1950 een van de oprichters van de Tekenclub Hamdorff op de verbouwde zolder van het hotel. Hij maakt kennis met belangrijke opdrachtgevers, met name Jasper Buurke, de eigenaar van Hamdorff, hotel Gooiland en kasteel de Hoge Vuursche, die hem een aantal schilder- en renovatie opdrachten verleent. Mogelijk raakt Zwart ook in contact met andere welgestelde Laarders, zoals de dame (“Do”) bij wie hij Willy van Hemert ontmoet.
Zijn eerste solotentoonstelling in kunstcentrum Onder ’t Hilder in Blaricum (eind 1948) krijgt een gemengde bespreking in De Gooi en Eemlander: “Als schilder heeft Peter Zwart zijn vorm nog niet gevonden”, schrijft de kunstredacteur, die ook over een latere duo-tentoonstelling van Peter Zwart en Jan den Hengst (eind 1950) bij Hamdorff schrijft: “Als beeldhouwer spreekt hij zich veel krachtiger en ook persoonlijker uit”. Voor Zwart is de tentoonstelling in ieder geval een succes, hij verkoopt vier beeldhouwwerken, vier werken op papier en één schilderij. Rond 1950-1951 gaat het Zwart schijnbaar voor de wind, hij exposeert, heeft interessante relaties aangeknoopt en grote opdrachten en in De Gooi- en Eemlander wordt hij inmiddels aangeduid als “de bekende Larense beeldhouwer – schilder Peter Zwart.”
Een grote stap
Het gezinsleven dwingt de kunstenaar om ook andere, aanverwante vakgebieden te ontdekken. Dat doet hij vervolgens zo enthousiast en met succes, dat het ook maar de vraag is of hij erg gelukkig zou zijn geworden als hij zich wel exclusief op de beeldhouwkunst was blijven richten. De televisie is voor Zwart een bijna logische nieuwe uitdaging waar zijn veelzijdigheid aan talenten op zowel creatief als technisch en praktisch vlak goed van pas komen. Zwart’s tekentalent, ervaring als ruimtelijk kunstenaar, handigheid met renovaties en interieurs en de periode bij Dollywood maken hem tot een gedroomde kandidaat voor de nieuwe functie als decorontwerper bij de televisie. Willy van Hemert heeft dat toch maar goed gezien.
Op persoonlijk niveau is de overstap van beeldhouwer naar decorontwerper bij de televisie niet verwonderlijk, maar in het Larense wereldje is dit wel een grote stap. De elites, kunstenaars en de rest van de samenleving zijn er niet bepaald van overtuigd dat de televisie een potentiële kunstvorm of een middel om ‘het volk te verheffen’ kan zijn, hoe hoog de ambities en hoe zuiver de idealen van tv-makers van het eerste uur ook zijn. Het is dus ook maar zeer de vraag of het Van Hemert zou zijn gelukt om een gevestigde naam uit de theaterwereld te strikken voor de televisie. Zelfs Zwart houdt in eerste instantie de boot af, “voor geen goud” wil hij bij de televisie, laat hij Van Hemert weten. Zwarts voormalige collega-kunstenaars kijken vervolgens met minachting toe hoe hij binnen enkele jaren volledig wordt opgeslokt door het nieuwe medium.
Daarbij komt nog bij dat de “onbeleefde bonk” naast belangrijke vrienden, ook makkelijk vijanden maakt. Dat ligt grotendeels aan zijn weinig diplomatieke karakter, hij kan behoorlijk grof uit de hoek komen en is nooit te beroerd om een ander eens flink de waarheid te zeggen. Vermoedelijk spelen daarnaast andere zaken op, zoals verschillen van inzicht over goed en fout tijdens de oorlog of misschien flirt Peter iets te opzichtig met getrouwde vrouwen. Tot slot zal zijn plotselinge landelijke bekendheid en de daaruit volgende aandacht van kranten en televisie voor zijn beeldhouw- en schilderwerk ongetwijfeld afgunst gewekt hebben bij zijn voormalig collega kunstenaars. De “bekende Larense beeldhouwer – schilder” wordt snel vergeten en overschaduwd door “decorontwerper Peter Zwart”. Terwijl Willy van Hemert de deur naar de wereld van de televisie opende, sloeg een andere deur dicht.
Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het tijdschrift Aether (over de geschiedenis van de omroep en geluidsdragers) organiseren op 8 maart een bijeenkomst onder de titel Aether Live. Liselotte Doeswijk gaat dan nader in op Peter Zwart, Erik van Veen belicht het voormalige KRO-radioprogramma Walhalla Symfonie en Leo Boudewijns presenteert zijn boek Marskramer van de Muze. Kom ook naar Aether Live, 8 maart van 15.30 tot 17.00 in het gebouw van Beeld en Geluid, toegang inclusief koffie/thee € 7,50, reserveren via www.beeldengeluid.nl.
Bronnen:
– De herinneringen en quotes van Willy van Hemert komen uit zijn autobiografie Bekijk het maar: 25 jaar televisiebelevenissen (Elsevier, 1976)
– De auteur baseerde zich op gesprekken met de kinderen Zwart: Ron Zwart, Peter Zwart en Joanika Ring
– Verder werden bronnen, feiten en data gebruikt die gevonden werden via Delpher.nl (Koninklijke Bibliotheek), Gahetna.nl (Nationaal Archief), het Militieregister.nl, het Noord-Hollands Archief (archief van de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten Amsterdam) en het archief van Peter Zwart bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
Afbeeldingen:
Hoofdfoto:
Peter Zwart, 1977, VARA, Archief Beeld en Geluid, VARA-schenking, catalogusnummer FTA001132318, fotonummer 1 (oud archiefnummer VA1721). Foto: Ernst Nieuwenhuis
1. Advertentie in De Gooi- en Eemlander van 26 juli 1943. Bron: Koninklijke Bibliotheek / Delpher.nl
2. Voorpagina’s van Tijding van 8 en 12 mei 1945, met illustraties van Peter Zwart. Afkomstig uit de collectie van het NIOD.
3. Foto van Peter Zwart en een onbekende man die het decor bouwen voor het carnavalsfeest in Hotel Hamdorff op 25 januari 1948. Het thema is ‘Méér minnen in Laren’. Fotograaf Snikkers, Nationaal Archief / Anefo, CC
4. Op vrijdag 8 mei 1953 zijn Peter Zwart en zijn kunstwerken op televisie in het programma Van achteren naar voren (VARA) om zijn aanstaande expositie in Casino Hamdorff te Laren te promoten. Fotoarchief Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. https://wiki.beeldengeluid.nl/index.php/Bestand:FTA001051569_003_con.jpg
5. Fotograaf J.F Oppenheim uit Wassenaar heeft een handeltje in ‘tele-snaps’; hij fotografeert mensen die op tv zijn en zijn dochter verkoopt de foto’s. Deze foto komt uit het archief van Peter Zwart wat in 2014 door de kinderen van Zwart is overgedragen aan het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
6. De uitzending met Peter Zwarts schilder- en beeldhouwwerken blijkt goede reclame, nog voor de opening van de tentoonstelling verkoopt hij een schilderij aan een kijker, alle kranten schrijven erover. Dit bericht komt uit De Telegraaf van 11 mei 1953. Bron: Koninklijke Bibliotheek / Delpher.nl
7 en 8. Animatiepop uit onbekende Dollywood productie en een ansichtkaart van Mary, Rolf, Tom en Inge aan Peter Zwart (datumstempel 1951) met daarop een scène met vier animatiepoppen. Bron: collectie Peter Zwart / EYE Filminstituut
De 1e vrouw van deze “kunstenaar” Peter Zwart en moeder van zijn oudste zoon, was wat men noemt “fout” tijdens de W.O.2 en is na de bevrijding gevlucht naar het Noorden van Noorwegen, samen met een Duitse S.S. officier. Deze officier heeft nooit geweten dat de vrouw een zoon had uit het 1e korte huwelijk met Peter Zwart.
Pas na het overlijden van haar man is zij naar Nederland gekomen om haar zoon – die toen inmiddels een veertiger was – en zijn vrouw in Nederland te bezoeken.
Deze oudste zoon had daarvoor nooit iets van zijn moeder vernomen en was bepaald niet erg enthousiast tijdens haar logeerpartij bij hem thuis.