Reactie Shula Rijxman op zorgen van journalisten NTR/NOS

De redactieraden van de NTR, NOS Nieuws en Nieuwsuur hebben onlangs de raad van bestuur van de NPO een brief gestuurd waarin ze hun zorgen uiten over de journalistieke integriteit van de NPO.

Het NPO-bestuur is direct met deze schrijvers in contact getreden. Omdat de interne mailconversatie ook naar de pers is gestuurd (zie o.a. NRC van 30 juli j.l.), volgt hieronder een openbare reactie op de brief, geschreven door Shula Rijxman, voorzitter van de raad van bestuur van de NPO.


“De onafhankelijkheid van de NPO is het fundament van ons bestel en moet boven iedere twijfel verheven zijn. De Mediawet is daar ook glashelder over: ‘de publieke media-instellingen voorzien op onafhankelijke wijze in de uitvoering van de publieke media-opdracht’. Ieder voorval – waarvan dan wel moet vaststaan dat de onafhankelijkheid geschonden is – is er één te veel. Het belang van die onafhankelijkheid kan niet vaak genoeg onderstreept worden.

Wij hebben in Nederland al tientallen jaren een uniek publiek omroepbestel dat die zo belangrijke onafhankelijkheid moet beschermen. Een pluriform bestel bestaande uit ledenomroepen, taakomroepen en een NPO-organisatie. Onlangs is dit bestel nog versterkt met de in de wet verankerde positie van de Ombudsman NPO. Een niet te onderschatten versterking die uniek in de wereld is. De Ombudsman toetst na een klacht, of op eigen initiatief, het betreffende aanbod aan de normen van de journalistieke redacties, zoals vastgelegd in de Journalistieke Code van de NPO. Iedere omroep behoort bovendien een redactiestatuut te hebben waarin de journalistieke rechten en plichten van de werknemers staan vermeld.

Daarnaast is er de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep, die in 2006 op initiatief van de raad van bestuur tot stand is gekomen. Sinds 1 juli jongstleden houdt het Commissariaat voor de Media toezicht op de naleving van deze code.

De omroepen zijn verantwoordelijk voor vorm en inhoud van ieder programma dat op de NPO-zenders wordt uitgezonden. Het Commissariaat voor de Media ziet erop toe dat zij zich daarbij aan de regels houden. Het is aan de omroepen om samen met de makers en de redacties er alles aan te doen iedere (schijn van) belangenverstrengeling die de onafhankelijkheid van een programma – en daarmee van de publieke omroep als geheel – zou kunnen aantasten, te voorkomen.

Dit betreft dus ook de twee voorbeelden die door de schrijvers van de brief worden genoemd. De NPO-organisatie is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de VPRO-documentaire over D66-leider Sigrid Kaag en wij kunnen en mogen dus niet beoordelen of er sprake is van ongeoorloofde politieke beïnvloeding. De Ombudsman mag en kan dat wel en het rapport van de Ombudsman geeft wat mij betreft een weloverwogen genuanceerd beeld over de totstandkoming.

De redactieraden verwijzen in dit verband nog naar de programmeringsverantwoordelijkheid van de NPO. Maar hier lijkt sprake van een misverstand, omdat de NPO-organisatie alleen keuzes maakt op programmatische gronden. Wij gaan niet over vorm en inhoud van de door de omroepen aangeboden programma’s. Deze rollen zijn bewust gescheiden. Er is dan ook geen enkele betrokkenheid geweest van het NPO-bestuur rond de totstandkoming van deze documentaire.

Wat betreft de door de briefschrijvers aangehaalde zaak rondom presentator Jort Kelder (Op1, Omroep WNL) is het gepast om nu eerst het onderzoek van het Commissariaat van de Media af te wachten. Mocht daar iets uit voortkomen dat de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep aangaat, dan zullen wij daar als opsteller goed naar kijken en eventueel op reageren.

De journalisten verwijzen in hun brief ook naar een documentaire over GroenLinks-leider Jesse Klaver die ik in 2017 zou hebben tegengehouden. Dat is niet juist. BNNVARA en de NPO hebben destijds gezamenlijk besloten de documentaire niet uit te zenden, omdat al in een vroeg stadium bleek dat de maker ervan niet onafhankelijk was.

Ik vind het belangrijk om het omroepbestel dat we met elkaar vanuit ieders rol en verantwoordelijkheden hebben gemaakt tot wat het nu is, in stand te houden en te respecteren. We moeten daarbij wel erkennen dat ons bestel een pluriform bestel is, waarbij het juist de bedoeling is dat de omroepverenigingen een bepaalde maatschappelijke stroming of doelgroep vertegenwoordigen. Onafhankelijkheid betekent in ons bestel niet dat makers neutraal of ongekleurd moeten zijn. Een maker mag best een bepaalde politieke sympathie hebben en die ook tot uiting brengen. In hoeverre daar ruimte voor is, is aan de omroep. Wat het ook weer anders kan maken is of bijvoorbeeld een presentator daar zit puur vanuit een journalistieke functie of als iemand die mede aan de hand van zijn of haar inbreng een programma een getinte kleur meegeeft voor het debat en de polemiek. Bij de taakomroepen NOS en NTR ligt dit uiteraard weer anders. Onze gezamenlijke verantwoordelijkheid is dat er geen sprake is van beïnvloeding op de programmatische inhoud. Dat is ook een kwestie van professionaliteit.

Vanwege de gewenste onafhankelijkheid van de journalistiek hebben wij de redactieraden van NTR, Nieuwsuur en NOS Nieuws voorgesteld het debat over deze thematiek zelf te organiseren binnen de publieke omroep. Wij denken dat dit in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de makers, journalisten en omroepen zelf. Wij hebben aangegeven daarbij natuurlijk te ondersteunen als ze daar behoefte aan hebben.

Ik hoop tenslotte dat ik op deze manier ook wat duidelijker heb kunnen maken hoe wij binnen de publieke omroep met elkaar waken voor onafhankelijke en betrouwbare journalistiek. Een publiek bestel waar we trots op mogen zijn, maar waar we ook continu waakzaam moeten zijn. Daarom dank ik hierbij de journalisten nogmaals voor hun brief, want dankzij hen blijven we scherp, kritisch en houden we deze constructie op orde; natuurlijk in het belang van al onze kijkers en luisteraars. Dank voor uw aandacht.”

Shula Rijxman, voorzitter raad van bestuur NPO

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*