Arno Peeters is geluidsontwerper, componist en radiomaker. Met zijn bedrijf Tape TV Productions monteert hij in 2016 precies 20 jaar voor diverse omroepen. Ook maakte hij vele radiomakers wegwijs in Pro Tools. Mede doordat mediamakers steeds vaker zelf de techniek moeten verzorgen, komt hij in zijn dagelijkse praktijk veel misverstanden en onwetendheid tegen: over samplerate, compressie, levels en afluistering….
In dit artikel wil hij iedereen die met geluid werkt wat inzicht verschaffen in veelvoorkomende terminologie en geeft hij tips voor het verbeteren van je productie.
Dit wordt een kleine reis: van geluidsopname naar eindproduct. En of dat nu voor televisie, radio, vod of podcast is: voor bijna alle trajecten gelden veelal dezelfde regels. Sommige dwingend en noodzakelijk, andere zijn meer persoonlijke voorkeuren. Het traject is verre van compleet met voor sommigen open deuren, voor andere onbekende valkuilen.
Mono of Stereo opnemen?
Zeker voor radio geldt dat stereo het beeld verbreedt: geluid krijgt een plaats in de ruimte, meer diepte en misschien zelfs kleur ten opzichte van monochroom. Toegeven: voor een vox-popje of een Langs de Lijn kan stereo ook onhandig zijn, want de geïnterviewde vliegt wellicht heen en weer tussen de speakers. Maar heel eenvoudig gezegd: van stereo kun je gemakkelijk mono maken (probleem opgelost), maar andersom niet. En ook is het een misverstand dat stereomicrofoons kwetsbaar of duur zijn; ze zijn te verkrijgen in allerlei uitvoeringen, van stevige reporter-mics tot high-end shotgun-mics voor op de camera. Stereo is twee keer beter dan mono.
Bits en Rates
Dit is een veel voorkomend en onderschat aspect van digitaal geluid. Elke recorder of digitale camera neemt geluid op met een bepaalde bit-depth en samplerate. Je hoeft geen audiofiel te zijn om te begrijpen dat een 32 bits 192 kiloHertz opname beter klinkt dan eentje op 8 bits en 11 kHz, maar waarom eigenlijk?
Eenvoudig gezegd vindt het samplen (omzetten van geluid naar data) plaats met een bepaalde snelheid (rate) en diepte (bit-depth). Meer samples per seconde betekent meer data om het geluid later natuurgetrouw te reproduceren. Dat geldt overigens ook voor beeld: 50 frames per seconde ziet er vloeiender uit dan 10 fps. De bit-depth is de hoeveelheid beschikbare ruimte om die samples te maken. Ik wil voorkomen om al te theoretisch te worden, maar een opname op 16 bits of 24 bits klinkt voor ons gehoor hetzelfde. Waarom dan toch liever opnemen in 24 bit? Er is dan bij de opname meer ruimte (headroom) voordat een te hard opgenomen geluid gaat vervormen en bij de afwerking in je edit-programma blijft er meer dynamiek over bij het samenvoegen van je audio met voice-over en muziek.
Er zijn twee standaard samplerates: 44.1 kHz (bijvoorbeeld op CD) en 48 kHz (broadcast, TV). Welke van de twee je kiest maakt niets uit, alleen moet je het consequent doen: een montage met verschillende samplerates kan problemen geven of kwaliteitsverlies door onnodige conversie van de ene naar de andere rate.
Zo hard mogelijk opnemen?
Niet dus. Die gewoonte stamt uit de tijd van analoge tape. Harder ‘insturen’ betekende minder ruis. Bovendien klinkt tape nog niet eens zo slecht als een opname wat hard is: het wordt in dure studio’s zelfs gebruikt om digitaal geluid wat ‘vetter’ te laten klinken, letterlijk vanuit de computer naar een tapemachine en weer terug. Maar de digitale media kennen maar één limiet en dat is 0 decibel: de absolute max, waarna vervorming optreedt die praktisch niet meer te redden is (clipping). De AD-converters (Analoog naar Digitaal) zijn tegenwoordig van zo’n goede kwaliteit, zelfs in de meest goedkope recorders, dat ruis iets van de verleden tijd is. Beter dus het veilige midden houden. Zacht mag.
Ken je Recorder
Zorg dat je weet waar sommige functies voor dienen. Niet zelden wordt een recorder in de fabriek ingesteld op het zo snel mogelijk maken van een bruikbare opname. Er staat bijvoorbeeld compressie aan, herkenbaar aan namen als ‘AGC’, ‘Auto Level’ of ‘COMP’. Fijn voor een vergadering of rumoerig kinderfeestje, maar bij broadcast doen we dat liever achteraf en gecontroleerd. Soms staat het recording format op MP3 of soms zelfs MPEG2: handig, want zo loopt je kaartje tenminste niet zo snel vol. Echter: geheugenkaartjes kosten net zo veel als een pak wasmiddel en waarom de kwaliteit van audio bij de opname al beperken? Zet dus alle ‘hulpjes’ uit en neem op in 24 bit WAV of AIFF.
EHBOpnamen:
Neem de tijd voordat je op die rode knop drukt: is er geen achtergrond lawaai dat uit kan (muziek, airco), is er een ruimte die minder hol klinkt? Heeft de geïnterviewde misschien rinkelende armband die hinderlijk gaat worden als je het later terug hoort?
Daarom heb je dus altijd een goede gesloten koptelefoon bij je, want je ogen bedriegen je oren. Je let veel meer op gelaatsuitdrukking, mimiek en andere dingen, terwijl je hersenen ondertussen hinderlijke achtergrondgeluiden effectief wegfilteren; een microfoon kan dat niet. Neem ook altijd wat omgevingsgeluid of stilte op voor of na het interview, zodat je
materiaal hebt om ‘witjes’ mee te kunnen maken of edits te camoufleren.
File leed
Gelukkig gaat inlezen tegenwoordig sneller dan realtime: je sleept je media op je tijdlijn of importeert rechtsreeks van je recorder of SD-kaart. En dan kan het schone werk beginnen. Vaak is haast geboden of heb je gewoon zin om gelijk aan de gang te gaan. Toch loont het de moeite eerst even wat huiswerk te doen. Soms hebben de files de namen van de recorder (“Zoom0001” of “Tascam160208_1554”) of simpelweg Audio 1, Audio 2. Voordat je gaat knippen en schuiven heeft het zin de files de juiste namen te geven en ook op een manier dat ze zichzelf gemakkelijk ordenen. Uiteraard kun je dat naar eigen inzicht doen: “INT Justin 160208” en “INT Justin 160214” zorgen ervoor dat alle interviews met Justin op chronologische volgorde bij elkaar staan. Bovendien: mocht je computer (die nooit vastloopt) ineens de geest geven, dan kan je zo de files tenminste nog herkennen als je ze van je schijf moet opgraven. Hetzelfde geldt voor het benoemen en gebruiken van de sporen: beter alle audio met dezelfde oorsprong “INT Buiten” (alle interviews met Justin buiten) of hetzelfde doel (MUS, SFX, VO) op eigen, aparte sporen. Dat maakt ook dat als er iemand anders verder moet met jouw sessie, diegene een goed overzicht heeft van de verschillende lagen. Het is ook praktisch omdat editors vaak processing per spoor toepassen en die is voor een voice-over anders dan voor interviews op een winderige dijk of in een hol kantoor. En het scheelt ook nog eens tijd (= geld) in die dure studio!
Garbage in, Garbage Out
Je productie klinkt zo goed als het slechtste component. Al heb je een peperdure geluidskaart of interface, op speakers van een paar tientjes hoor je daar niets van terug. Microfoon en speakers (of koptelefoons) zijn de in,- en uitvoer van je hele dure traject en die moeten dus van voldoende kwaliteit zijn. Gelukkig zijn de prijzen voor goede apparatuur nog nooit zo laag geweest, dus een aderlating hoeft het niet te zijn.
Afluistering
Ook wordt vaak vergeten dat speakers toch echt in een gelijke hoek moeten staan, liefst met de tweeters (hoge tonen) op ooghoogte. Als het je werk is moet je daar dus ook ruimte voor maken: niet één speaker op een stapel boeken links en de ander achter de plant rechts. Je hersenen zijn namelijk heel gevoelig voor timingsverschillen tussen links en rechts; dat is zelfs evolutionair bepaald, als onderdeel van ons jachtinstinct. Het is dus helemaal niet freaky om een geo-driehoek te gebruiken en beide speakers op gelijke afstand in een hoek van 60º te zetten, desnoods op een verhoging, een plank of op speaker stands of licht naar achteren gekanteld. Ook ga je je prijswinnende productie natuurlijk niet afluisteren met de oortjes van je telefoon: een goede koptelefoon is een half-open of gesloten model en zit prettig, ook bij langdurig gebruik. Natuurlijk kan er noodzaak zijn om met koptelefoon te monteren (je partner of kinderen slapen al), maar het betere mixwerk doe je toch op speakers. Dat is en blijft voorlopig het meest voorkomende target format waarin de eindgebruiker het zal terug horen: in de auto of huiskamer. Natuurlijk wordt er ook veel op koptelefoon teruggeluisterd, zoals podcasts, maar een mix gemaakt op een koptelefoon heeft een subtiliteit en verhouding die op speakers heel anders (of niet) overkomt. Een koptelefoon geeft tenslotte twee verschillende signalen af aan twee gescheiden oren: je hoort het niet in de ruimte. Ook heel belangrijk: luister altijd op hetzelfde niveau af, want zo behoud je je gevoel voor verhoudingen. Door telkens aan de volumeknop te draaien (‘even een telefoontje aannemen’, ‘nog koffie schat?’) ga je compenseren in je montage. Zet desnoods een streepje bij je volumeknop, zodat je ‘m altijd weer op hetzelfde niveau kan zetten.
Doe es normaal…
Soms worden zachte gedeeltes in een editor ge-normalized. Hoe prettig dat ook klinkt, het is een ouderwetse techniek die in een montage voor veel onheil kan zorgen. In het kort werkt het zo: het proces zoekt naar de hardste peak in het signaal en brengt de gehele audiofile naar een niveau waarbij die peak 0 dB wordt, zoals met de instelling hiernaast. Als je geïnterviewde in het eerste deel van het interview een keer stevig hoest, zal dát dus de referentie zijn. Het tweede gedeelte heeft een veel minder harde peak, dus daarbij wordt het geheel veel luider:
Gevolg: de verhoudingen binnen de montage raken zoek en bijvoorbeeld achtergrondgeluid is bij het ene fragment harder dan bij het andere. Als je audio te zacht is kan je beter het volume van je track optrekken of een plugin gebruiken, zoals een compressor-limiter. Er bestaan eigenlijk geen edit-programma’s
meer waar die niet meer standaard bij zitten. Het voert wat ver om hier uitleg te geven over hoe je die moet instellen, want dat hangt uiteraard van je materiaal af, maar hier staat een aardige uitleg. Bovendien is dat non destructive: je kan het altijd weer
ongedaan maken en/of beter doen.
Grenzeloos
Waarschijnlijk heb je wel eens van de Loudness War gehoord. Door de introductie van slimme digitale compressor-limiters in de jaren ’90, werd het mogelijk geluid letterlijk tegen de lat van 0 dB te leggen. Gevolg: keiharde pop en spetterende commercials. Het probleem voor omroepen was dat zulke commercials aangeleverd werden volgens de geldende (wettelijke) norm: -9 dB of -18 dB. Ze konden niet worden geweigerd. Bij dit voorbeeld kun je zien wat dat in de praktijk betekent:
Links het origineel: onbewerkt en dynamisch: redelijk grote verschillen tussen hard en zacht. Ernaast wat er gebeurt als dat geluid volgens de norm tot – 9dB beperkt wordt (limiting). En helemaal rechts als datzelfde gebeurt, maar tegelijkertijd de drempelwaarde voor wat zacht is (treshold), flink worden opgeschroefd, zoals dat bij commercials en popmuziek vaak gebeurt (compression).
Beide files rechts voldoen aan de norm, terwijl de meest rechtse variant aanmerkelijk harder zal klinken. En daarbij komt dan nog de standaard (vaak verfoeide) processing die RTV-stations zelf toepassen voordat het geluid op de zender komt: van redelijk subtiel op Radio 4 tot behoorlijk stevig op Radio 1. Over die ‘maak-alles-mooier-dozen’ schreef Sybrand Verwer al eerder een amusante en geschiedkundige verantwoording: zie hier, onder het kopje ‘Processing’. Om je een idee te geven: de bovenste file is de originele montage, eronder een opname van de radio:
Tel een keiharde montage op bij die processing en het gevolg is dat het eindresultaat over de kop gaat: vervormd, dun en vermoeiend…. maar nog steeds keurig binnen de normen (…) Sowieso dus niet teveel processen op het eindresultaat om die overdaad te voorkomen.
Make LUFS, Not War
Het einde van de Loudness War is nu in zicht: voor broadcast (TV én Radio) is er een meterschaal ontwikkeld die niet langer kijkt naar digitale peak-waarden, maar naar de luidheid zoals het oor dat ervaart. Er wordt daarbij, net als in film, rekening mee gehouden dat een programma soms ook stiltes bevat: de meting wordt dan tijdelijk gepauzeerd, zodat er een eerlijk beeld ontstaat van de totaal-dynamiek. Je zou bijna kunnen zeggen dat je een ‘luidheids-budget’ hebt: op sommige momenten kan je flink uitpakken met muziek of geluidseffecten, maar dan moet er voldoende zachter geluid tegenover staan. Denk bijvoorbeeld aan de verschillen tussen een film als No Country for Old Men waar in grote gedeeltes bijna geen geluid of dialoog voorkomt en knallers als Transformers II of Fast and Furious III waar geen stilte onbenut blijft. De nieuwe meting doet dus recht aan die verschillen en zo komt de dynamiek weer terug en dynamiek is fijn. Gelukkig is dit geen ‘nerdgasm’ meer, want de norm is wettelijk verplicht en al in veel landen ingevoerd onder verschillende namen: de CALM-Act in de US, OP-59 in Australië en als EBU R128 in Europa. Is je ding te hard, dan wordt het simpelweg zachter gezet totdat het binnen de nieuwe norm van -23 LUFS valt: je supervette commercial wordt daarmee gereduceerd tot een slap dun dingetje. Het Utopia is in zicht: meer dynamiek op radio en TV en geen storende volumeverschillen meer… Je begrijpt ineens de slogan onder technici: Make LUFS, Not War…
Zelf kun je ook mixen met zo’n LUFS-meter. Er zijn inmiddels plugins in alle soorten en maten, maar ook freeware voor zowel Mac als PC:
- MLoudnessAnalyzer (alle smaakjes)
- HOFA 4U Meter
- Youlean Loudness Meter (gratis)
- Audiocation ACR-128 alleen PC (VST)
Zoals bij het begin al aangegeven is dit uiteraard een kleine selectie van vaak onbegrepen techno-lingo en veel voorkomende misverstanden. Mocht je dus nog vragen hebben stuur me dan gerust een mail. Je kunt natuurlijk ook gewoon langskomen met je montage J
Bedankt voor het delen van tips en de uitleg van verschillende aspecten wanneer je muziek opneemt. Goed om te weten dat het niet beter is om harder op te nemen. Ik dacht namelijk ook altijd dat de ruis hierdoor weggenomen werd. Gelukkig geldt dit niet meer voor de hedendaagse techniek.
Geachte
Heb taperecorders dus analoog abonement spotify neem daar dus muziek van op heb onlangs een hardware limiter aangeschaft vraag is moet ik deze inzetten tijdens opneme of later bij het afspelen van de tape vr gr
Liefst gewoon zachter en *geen* limtier. Alles is al gelimit en bovendien past Spotify ‘luidheids-normalisatie’ toe (zie uitleg hierboven). Dus waarom dubbelop doen?
Arno,
Ik ben nog maar net begonen om me te verdiepen in de opname van muziek. Dus ik was op zoek naar wat meer achtergond info, zodoende kwam ik op jouw site. Als beginner liggen mijn behoeftes nog niet zo direct bij de inhoud van dit artikel. Ik ben op zoek naar de grondbeginselen aangaande het digitaliseren en opnemen van vinylplaten e.d.. Mogelijk dat je daar eens iets over kunt schrijven.
Da’s een ander ding inderdaad: een goede pickup met frisse naald en element (en een goede voorversterker) zijn het belangrijkst. Verder neem je op in je computer vai een interface of een recoder. Vervolgens kan je met allerhande programmaatjes of plugins (zoals SoundSoap of iZotope) of eventuele tikken verwijderen.