Staatssecretaris Sander Dekker heeft schriftelijk gereageerd op de de vragen van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap omtrent de toekomstplannen van het publieke omroepbestel. Deze zijn hieronderstaand te lezen.
1) Is het waar dat het Concessiebeleidsplan 2016-2020 van de NPO (hierna: CBP) wordt opgesteld volgens de aanstaande nieuwe wettelijke eisen, die naar verwachting van kracht zullen zijn vanaf 1 januari 2016?
Ik heb de NPO in mijn brief van 6 maart 2015 gevraagd om bij het opstellen van het CBP rekening te houden met de uitgangspunten en voorstellen uit mijn toekomstvisie op het publiek mediabestel.1 Die toekomstvisie stuurde ik op 13 oktober 2014 aan uw Kamer.2 Deze visie werk ik op dit moment uit in een voorstel tot wetswijziging van de Mediawet 2008, waarbij ik streef naar inwerkingtreding van de maatregelen per 1 januari 2016. Hoewel de definitieve wettelijke eisen nog niet bekend zijn, is de aard van de voorstellen al wel bekend. Ik heb de NPO in mijn brief van 13 oktober 2014 en in de brief van 6 maart 2015 gevraagd om met de aard van deze voorstellen rekening te houden bij het opstellen van het CBP.
2) Wat is de reden dat er in de voorwaarden voor het CBP niks wordt gesteld over een aanscherping van de ‘toets publieke diensten’?
Zie het antwoord op vraag 4.
3) Bent u nog steeds voornemens de toets publieke diensten aan te scherpen, om zo concurrentievervalsing en marktverstoring tegen te gaan?
Zie het antwoord op vraag 4.
4) Op welke wijze gaat u vormgeven aan de toets op het publieke karakter van de door de NPO en Nederlandse Omroep Stichting (hierna: NOS) geproduceerde content en het voorkomen van oneerlijke concurrentie, zoals in het wetgevingsoverleg Media 24 november 20143 aan de orde is geweest?
We kennen in Nederland reeds een nieuwe diensten toets die geënt is op de Algemene wet bestuursrecht en is afgestemd met de Europese Commissie. Deze toets verplicht de publieke omroep steeds nadrukkelijk te onderbouwen op welke wijze een nieuw aanbodkanaal bijdraagt aan de uitvoering van de publieke taakopdracht. Het publieke belang wordt afgewogen tegen mogelijk onevenredig nadelige gevolgen ervan voor de markt. In de aanvraag moet de publieke omroep uitleg geven over onder andere het beoogde publieksbereik, de behoefte van het publiek, de relatie met ander media-aanbod en de wijze(n) van distributie. De Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media adviseren over de aanvraag van de publieke omroep in het licht van de publieke taakopdracht, waarna de minister een ontwerpbesluit neemt. Marktpartijen worden uitgenodigd schriftelijk en/of mondeling hun zienswijze te geven. Op basis van dit geheel neemt de minister een besluit. Wanneer het publieke belang niet opweegt tegen mogelijk onevenredige nadelige gevolgen voor de markt, dan kan het nieuwe aanbodkanaal niet of slechts in aangepaste vorm doorgaan. Ik vind het belangrijk om hier goed en gedegen naar te kijken. In het debat over mijn toekomstvisie op het publieke bestel van 24 november 2014 heb ik daarom de Kamer toegezegd de toetsing ten aanzien van nieuwe diensten van de publieke omroep van een aantal landen om ons heen te vergelijken. 4 Ik wil de resultaten van deze vergelijking afwachten en kom hier schriftelijk na de zomer – voor de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet – bij u op terug. Op basis van de uitkomsten van deze vergelijking zal ik bekijken of het wenselijk is de bestaande procedure ten aanzien van nieuwe diensten van de publieke omroep te herzien.
5) Wat is de reden dat er in de voorwaarden voor het CBP niks wordt gesteld over waarderingscijfers van het publiek voor programmering?
Zie het antwoord op vraag 6.
6) Bent u nog steeds voornemens doelen voor waardering door het publiek onderdeel te laten zijn van de meerjarenbegroting en prestatieovereenkomst?
In de brief aan de NPO van 6 maart 2015 heb ik geschreven dat ik grote waarde hecht aan het afleggen van publieke en parlementaire verantwoording door de publieke omroep. Het is aan de NPO om eerst in het CBP en daarna in de Prestatieovereenkomst 2016-2020 uit te werken op welke manier de publieke omroep deze verantwoording vorm gaat geven. Publieke en parlementaire verantwoording in de vorm van waarderingscijfers in de prestatieovereenkomst is hierbij een van de mogelijkheden. In zijn Terugblik 2013 (en die van eerdere jaren) publiceerde de NPO overigens al een algemeen waarderingscijfer van het publiek.5 Specifieke kwalitatieve waarderingen zijn al onderdeel van de prestatieovereenkomst bijvoorbeeld in hoeverre de bevolking nieuws en opinie van de NPO “kwalitatief goed” vindt.
7) Wat is de reden dat u voorstander bent van volledige openheid over de kosten voor het maken van de programmering op programmaniveau?
Zie het antwoord op vraag 11.
8) Welke objectieve en feitelijke meerwaarde ziet u in volledige openheid over de kosten voor het maken van de programmering op programmaniveau?
Zie het antwoord op vraag 11.
9) Welk effect verwacht u van volledige openheid over de kosten voor het maken van de programmering op programmaniveau?
Zie het antwoord op vraag 11.
10) Voor welk doel zou volledige openheid over de kosten voor het maken van de programmering op programmaniveau kunnen worden gebruikt?
Zie het antwoord op vraag 11.
11) Wat wilt u doen met de gegevens van de kosten voor het maken van de programmering op programmaniveau?
Zoals ik in mijn brief aan de NPO van 6 maart 2015 schreef, vind ik dat organisaties die met publiek geld werken, transparant moeten opereren. Ook de publieke omroep moet dus transparant zijn over de manier waarop hij zijn geld besteedt. Transparantie over kosten betekent in ieder geval dat er transparantie is over de kosten van programmering. Dit maakt het mogelijk dat het publiek in debat kan gaan over de keuzes die de publieke omroep maakt en de prioriteiten die hij stelt. Het publiek moet inzicht kunnen hebben in de verhouding tussen bijvoorbeeld het budget voor nieuws in verhouding tot dat voor kinderprogrammering of culturele programmering. Als de publieke omroep transparant is en zijn keuzes verantwoordt aan het publiek, draagt dat bij aan de legitimatie van die keuzes en het vertrouwen in de publieke omroep. Transparantie versterkt tegelijkertijd het bewustzijn bij de publieke omroep dat er gewerkt wordt met publiek geld. Deze transparantie is expliciet niet bedoeld om binnen de politiek te debatteren over individuele programmatische keuzes, of te bepalen wat precies een doelmatige inzet van publiek geld betekent. Dat past niet bij het onafhankelijke karakter van de omroep en de grondwettelijke bescherming ervan.
12) Hoe verhoudt het feit, dat de NPO de bevoegdheid krijgt om afspraken te maken met externe makers, zich tot de uitvoering van motie van het lid Jasper Van Dijk?
Zie het antwoord op vraag 14.
13) Is het waar dat de NPO vooraf afspraken maakt met externe partijen, bijvoorbeeld over het format?
Zie het antwoord op vraag 14.
14) Hoe wordt voorkomen dat de bovengenoemde motie van het lid Jasper van Dijk een “lege huls” wordt?
De motie Van Dijk ondersteunt de kabinetsplannen over de toekomst van de publieke omroep. Zoals beschreven in mijn toekomstvisie op het publieke bestel van 13 oktober 2014 en besproken in het debat van 24 november 2014, blijven de omroepen formeel coproducent, in lijn met artikel 2.88 van de Mediawet 2008. De motie Van Dijk bevestigt dit principe. Formeel is het altijd zo dat een omroep opdrachtgever is. Nieuw is dat de NPO voorstellen van externe partijen kan kiezen en beoordelen. Tevens kan de NPO zelf op externe partijen af stappen met een verzoek. De NPO krijgt de bevoegdheden om afspraken met externe makers te maken en enkele kaders te stellen. Dit zijn afspraken over het format, voorlopige inhoudelijke kaders, kosten van een voorstel en rechten. Het is aan de NPO welke afspraken er precies vooraf met externe partijen worden gemaakt en hoe omroepen vanuit hun rol als coproducent daarbij worden betrokken. Omroepen kennen deze afspraken. Als een omroep coproducent wordt en het voorstel met de externe partij verzorgt, heeft de omroep als coproducent redactionele en (media)wettelijke eindverantwoordelijkheid. Dit is in lijn met de motie Van Dijk. De omvang van de rol die de omroep kan nemen is uiteindelijk afhankelijk van de kaders die de NPO met de externe partij heeft afgesproken en de mate waarin het voorstel ontwikkeld is. Een omroep kan zelf een keuze maken of hij zich wil verbinden aan een voorstel van een externe partij met de bijbehorende kaders. De NPO legt in een regeling vast op welke manier zij deze kaders gaat vaststellen.
15) Wat zijn de precieze voorwaarden teneinde het journalistieke aanbod van de publieke omroep onderscheidend te maken van het journalistieke aanbod van commerciële nieuwsorganisaties?
Het streven naar hoge kwaliteit, sterkere inhoudelijke toetsing en meer publieke verantwoording geldt voor al het aanbod, maar in het bijzonder voor de nieuwsvoorziening. Het garanderen van betrouwbare en continue nieuwsvoorziening is een van de belangrijkste bestaansredenen van de publieke omroep. Deze functie in de samenleving is van zo’n belang dat het voortbestaan gegarandeerd moet zijn en altijd gestreefd wordt naar een zo hoog mogelijke kwaliteit. Een kwalitatief en gedegen aanbod met hoge journalistieke standaarden is voor zowel de publieke als de commerciële nieuwsvoorziening cruciaal. De concurrerende wisselwerking tussen beide creëert meerwaarde en zorgt ervoor dat zij elkaar sterker maken. De publieke omroep moet daarnaast normstellend zijn, waarbij een kritische kijk op zichzelf van belang is. Ook stelt de Mediawet specifieke eisen. Het journalistieke aanbod onderscheidt zich omdat het moet voldoen aan publieke waarden. Deze publieke waarden zijn opgenomen in de publieke mediaopdracht (artikel 2.1, tweede lid, onder a t/m f). Het gaat dan bijvoorbeeld om de opdracht dat het media-aanbod van de publieke omroep onafhankelijk van politieke en commerciële invloeden en voor iedereen toegankelijk moet zijn en een relevant bereik moet hebben onder zowel een breed en algemeen publiek, als kleinere doelgroepen. Het is aan de publieke omroep hier verder invulling aan te geven.
16 Wat verstaat u onder een pluriforme nieuwsvoorziening?
De publieke omroep heeft de taak om in zijn programmering, waaronder de nieuwsvoorziening, een evenwichtige representatie te bieden van alle bevolkingsgroepen. Vanuit dit oogpunt en vanuit de diversiteit van meningsvorming is het ook van belang dat er verscheidenheid is in het aanbod aan nieuws en duiding van nieuws.
17) Welke relatie ziet u tussen een pluriforme nieuwsvoorziening en de opening van het bestel?
Zie het antwoord op vraag 19.
18) Geldt de opening van het bestel ook voor het journalistieke aanbod en de nieuwsvoorziening door de publieke omroep?
Zie het antwoord op vraag 19.
19) Is er na de opening van het publieke mediabestel ook een rol weggelegd voor commerciële nieuwsorganisaties om bij te dragen aan de uitvoering van publieke mediaopdracht?
Vanaf 2016 kunnen externe producenten programmavoorstellen indienen voor programmering bij de publieke omroep. Dat kunnen ook voorstellen op het terrein van nieuws, sport en evenementen betreffen. Als externe partijen vernieuwende voorstellen hebben om de bestaande Pagina 5 van 8 Onze referentie 750023 nieuwsvoorziening en het journalistiek aanbod te versterken en pluriformer te maken, dan kan de NPO besluiten om met deze externen, waaronder producenten, mediabedrijven en talentvolle makers, in zee te gaan. Zoals ik in het wetgevingsoverleg van 24 november 2014 zei, vind ik wel dat het ene soort aanbod zich beter leent om extern te worden geproduceerd dan het andere. Sommige programma’s hebben continuïteit nodig en kunnen niet projectmatig worden gemaakt en gefinancierd, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de 24-uurs nieuws- en sportvoorziening van de NOS op alle platformen. Niet voor niets heeft de NOS als taakorganisatie daartoe een wettelijke opdracht gekregen.
20) Is het noodzakelijk dat de publieke omroep bereik creëert op (nieuwe) digitale platforms, waar al sprake is van een ruim nieuwsaanbod door commerciële nieuwsorganisaties?
Om zijn publieke taak uit te kunnen oefenen moet het aanbod van de publieke omroep daar zijn waar het publiek is en waar het publiek zich naartoe beweegt. Daarom moet de publieke omroep ook publieke content aanbieden op digitale platforms. Dat betekent niet dat de publieke omroep een vrijbrief heeft om zomaar alles te ondernemen en ontwikkelen. Bij elk programma en elke dienst moet de publieke omroep zich afvragen of het past in de taakopdracht. En bij nieuwe aanbodkanalen moet vooraf toestemming worden gevraagd via de nieuwe diensten toets.
21) Op welke wijze wordt €16,6 miljoen, die voorheen werd besteed aan het Mediafonds, vanaf 1 januari 2016 geoormerkt voor de ontwikkeling en vervaardiging van Nederlands media-aanbod van bijzondere culturele aard, conform de motie Verhoeven? Zie het antwoord op vraag 22.
22) Wordt het bedrag van €16,6 miljoen dat is geoormerkt voor de ontwikkeling en vervaardiging van Nederlands media-aanbod van bijzondere culturele aard, opgenomen in de prestatieafspraken, dan wel wettelijk verankerd?
De opheffing van het Mediafonds per 1 januari 2017 laat onverlet dat ik het belangrijk vind dat de productie van artistieke documentaires en hoogwaardig cultureel drama en film op peil blijft. Het is daarom goed te constateren dat de NPO heeft toegezegd binnen het totale budget van de publieke omroep een budget van €16,6 miljoen te oormerken, conform de motie Verhoeven. Verder heeft de NPO gemeld dat bij de bezuinigingen op de programmering het totale budget voor drama en documentaires zoveel mogelijk wordt ontzien. Ik heb in mijn brief van 6 maart 2015 aan de NPO gevraagd om in zijn concessiebeleidsplan uit te werken op welke wijze het geoormerkte bedrag van €16,6 miljoen wordt ingezet voor de ontwikkeling en vervaardiging van het type culturele producties die nu met ondersteuning vanuit het Mediafonds worden gerealiseerd. De NPO en Mediafonds werken in goed overleg samen om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen. De NPO neemt voor de uitwerking van de overgang van taken het plan van de heer Stoop als uitgangspunt. 8 In dit plan staat de borging van de ontwikkeling en productie van hoogwaardig drama en documentaires centraal. Aan de NPO heb ik gevraagd om deze uitwerking in goed overleg met de relevante partners uit de sector op te pakken. Op basis van de voorstellen in het CBP komt de Prestatieovereenkomst 2016-2020 tot stand.
23) Wat is de reden dat u weerspiegeling van levensbeschouwing in het mediaaanbod, en dus levensbeschouwelijke programmering, een opdracht van de publieke omroep vindt?
Pluriformiteit is een belangrijke waarde van publiek media-aanbod. Vanuit dit oogpunt moeten ook mensen met verschillende levensbeschouwelijke achtergronden en opvattingen zich kunnen herkennen en gerepresenteerd worden in de programmering. Om de hedendaagse wereld – waarin veel maatschappelijke ontwikkelingen een levensbeschouwelijke grond hebben – te begrijpen, is inzicht in de diverse levensbeschouwelijke stromingen en de relatie hiertussen noodzakelijk. Het is daarom van belang dat de publieke omroep zorgt voor een goede en afgewogen inbedding van levensbeschouwelijke programmering in het totale media-aanbod.
24) Op welke wijze wilt u de spanning tussen het bereiken van een integrale distributiestrategie op alle kanalen en het risico daardoor op marktverstoring oplossen?
Een integrale distributiestrategie stelt de publieke omroep in staat om zijn publieke taak te kunnen uitoefenen daar zijn waar het publiek zich beweegt. Bij elk programma en elke dienst moet de publieke omroep zich wel afvragen of het voldoet aan de publieke media-opdracht. Bovendien moet de minister op basis van de wet instemmen met nieuwe diensten. We kennen in Nederland daarvoor een nieuwe diensten toets, die geënt is op de Algemene wet bestuursrecht en is afgestemd met de Europese Commissie. Deze toets verplicht de publieke omroep steeds nadrukkelijk te onderbouwen wat de bijdrage is van een nieuw aanbodkanaal aan de uitvoering van de publieke taakopdracht. Het publieke belang wordt afgewogen tegen mogelijk onevenredig nadelige gevolgen ervan voor de markt.
25) Welke feitelijke, concrete en objectieve meerwaarde ziet u in het oprichten van een privaatrechtelijke entiteit die het gezamenlijk verwerven en centraal beheren en gebruiken van rechten gaat vormgeven?
Goede afspraken over rechtenmanagement zijn onmisbaar voor een integrale distributiestrategie en efficiënte exploitatie. Gezamenlijk verwerven, centraal beheren en gebruiken stelt de publieke omroep in staat 8 Aad Stoop, «Hoe de Nederlandse Publieke Omroep de ontwikkeling en productie van hoogwaardig drama en documentaire kan borgen», 2013. Pagina 7 van 8 Onze referentie 750023 om content op een eenduidige manier aan te bieden via verschillende aanbodkanalen. Het is dan ook duidelijk voor de gebruiker waar en voor hoelang content beschikbaar is. Daarnaast stelt het de publieke omroep in staat om meer flexibel in te springen op innovatieve manieren van dienstverlening en distributie. De meerwaarde zit tevens in de opbouw van expertise als het gaat om rechtenmanagement. Dat dient een efficiënte exploitatie buiten de aanbodkanalen van de NPO, zoals bijvoorbeeld de verkoop van Nederlands product in het buitenland. In samenwerking met de NPO zal ik onderzoek doen naar de inrichting van een dergelijke entiteit.
26) Welke mogelijkheden zijn er ten aanzien van de positionering en governance bij oprichting van een privaatrechtelijke entiteit die het gezamenlijk verwerven en centraal beheren en gebruiken van rechten gaat vormgeven?
De positionering en governance is onderdeel van het onderzoek naar de rechtenentiteit.
27) Wat heeft uw voorkeur ten aanzien van de positionering en governance bij oprichting van een privaatrechtelijke entiteit die het gezamenlijk verwerven en centraal beheren en gebruiken van rechten gaat vormgeven?
Zie het antwoord op vraag 26.
Geef als eerste een reactie