Op 2 oktober 1951 was in Nederland de eerste reguliere tv-uitzending te zien: de start van een volslagen nieuw medium. Wat zou het gaan brengen – een verrijking, een bedreiging? Er werd gewaarschuwd voor de nadelen van televisie, o.a. door prof. mr. dr. F. L. Polak, die in november en december van dat jaar vier lezingen voor de VPRO-radio hield over “televisie en vrije tijd”. TV-kijkers worden slaven, vreesde hij. Maar het gevaar kán gekeerd worden.
“De televisie brengt film, variété, journaal, kortom alles wat kijkspul is, naar de huiskamer. Dit soort beelduitzending is voor twéé-dimensionale mensen, zónder diepgang. Het beeld beperkt zich tot de oppervlakte, zowel van het beeldscherm als van de menselijke beeld-ontvanger. Als zodanig leidt het tot vervlakking en ontpersoonlijking van de mens. Dit is de paradox van de bewegende beelden en de onbewogen mens. De enige beweging van de toeschouwer is een handbeweging, een druk op de knop.” Tv-kijkers worden slaven, vindt Polak. “Die verslaving treft bovenal de weerlozen, zij die geestelijk naakt, onbeschermd zich voor het beeldscherm bevinden. Weerlozen immers – de televisie grijpt, net als zovele ziekelijke stoornissen, steeds aan op een zwakke plaats of zwak moment. Biologisch weerlozen: de jeugd. Physiek weerlozen: de vermoeiden, na vervulling van een inspannende dagtaak. Psychisch weerlozen: de gemakzuchtigen, de nieuwsgierigen die moeiteloze zinnenprikkeling zoeken. Intellectueel weerlozen: de minst ontwikkelden, die wel hun ogen de kost geven, maar lichte kost.”
“De televisie schept een nieuwe mens: de geestelijke lilliputter”
“De televisie draagt het typisch kenmerk van de gemechaniseerde vermaaksindustrie: enkelingen zijn actief en creatief bezig voor de recreatie van tallozen zonder enige zelfwerkzaamheid. Dezen behoeven zelfs hun stoel niet meer te verlaten. De in Amerika reeds waargenomen record-verkoop van vermageringsmiddelen, huisjasjes en luie stoelen is symptomatisch.”
Polak meldt dat in Amerika (waar televisie al voor de oorlog begon) veel kinderen al 30 uur per week tv kijken, even lang als hun schooltijd, en dat veel volwassenen al 7 uur per dag kijken – net zoveel als het aantal uren werken of slapen. “Het zijn lichamelijk volwassenen, maar aangestoken door de nieuwe epidemie van geestelijk infantilisme heeft dat de bevriezingsdood van het onvolgroeide innerlijk tot gevolg.” En de vloedgolf van snelle beelden en steeds sterkere sensatie “kweekt verbrokkelde mensen en zorgt voor een vrijwel constante vergiftiging. Zo wordt televisie de opium des volks.”
“Met een enkele handbeweging verplaatst men zich uit de wereld van denken en doen naar een wereld van kijken en niets-doen. Uit de échte wereld kan men vluchten in de beeldenwereld. De werkelijkheid is wat het beeldscherm toont. (-) De televisie schept een nieuwe mens: de geestelijke lilliputter. Zo kan de mens in zijn diepste waardigheid worden aangetast door wat ik mij veroorloof te noemen: televivisectie.”
Luchtuniversiteit
Maar, vraagt Polak zich ook af, is dat niet te somber? Het kán zo gaan, maar het mág zo niet gaan. Het kán anders en het móet dus anders. “Men kan van de televisie, met haar vrijwel onbegrensde mogelijkheden, een hefboom van de cultuur maken. Televisie kan doelbewust en stelselmatig worden aangewend tot activering en stimulering van de zelfwerkzaamheid, tot het aankweken van kunstzin, tot het levend maken van cultuurwaarden, tot het wekken der sociale verantwoordelijkheid en opvoeding tot democratisch burgerschap, en tot onderwijs over de gehele linie tot en met de stichting van een ‘luchtuniversiteit’.”
En: “Televisie, weldra het machtigste massamedium op aarde, kan men niet uitsluitend in handen laten van enkelingen, die uiteraard volgens commercieel richtsnoer zich richten naar de werkelijke of vermeende wensen van de grote massa. De waren belangen der gemeenschap zijn voor berusting in dergelijke machtsmonopolies te groot.”
Polak houdt zijn “waarde toehoorders” voor dat ze niet de ogen moeten sluiten voor het allerergste, voor “het onmiskenbare bederf waartoe de televisie kan voeren.” Maar ook niet voor het allerbeste: het is om van te watertanden als je nagaat wat de televisie ten goede kan uitrichten op het gebied van culturele vorming, opvoeding, voorlichting, verantwoorde ontspanning en waardevol amusement, “waarmee televisie het individu met een magneet weer uit de kleiachtige kleverige massa trekt en de mens het besef geeft of hergeeft van zijn mens-zijn. (-) Televisie zou een revolutie teweeg kunnen brengen in de wereld van onderwijs en opleiding. Televisie kan bewust in dienst gesteld worden van vooruitgang en verheffing. In plaats van staatsvijand nr. 1 zou televisie de cultuurdrager per excellence kunnen worden.” De professor zou wensen dat gestreefd wordt naar televisie “die bij voortduring moedig, vastberaden en vooruitziend naar het beste streeft, wat cultureel peil, gehalte en doelstelling betreft. En: zonder zuilen-ziekte.” Zijn slotkreet: “De wereld hunkert naar iets goeds.”
Dit artikel staat ook in de nieuwe editie van het kwartaalblad Aether.
Geef als eerste een reactie