Er bestaan vergevorderde plannen om De Fabeltjeskrant opnieuw uit te geven. Er wordt door Rubinstein Pictures en Levita Productions in september een half uur durende special beloofd en in 2019 willen zij zelfs weer een dagelijkse strip maken.
Nooit was er een succesvollere kindertelevisiestrip op de Nederlandse televisie dan De Fabeltjeskrant. Van de eerste aflevering op 29 september 1968 tot en met 1987 werden er 1640 afleveringen uitgezonden door de NTS en (sinds 1985) door verschillende omroepen. In 1996 kocht RTL 4 nog eens een serie als onderdeel van het programma Telekids.
De Fabeltjeskrant lijkt een telkens weer opduikende successerie. Maar het allereerste begin was geen succes. Er was ruim vier jaar nodig om De Fabeltjeskrant op de Nederlandse televisie te krijgen. Het idee om een kindertelevisiestrip te maken is van Thijs Chanowski (1930-2017), die rond 1960 zijn eigen productiebedrijf had opgericht, dat zich richtte “op het terrein van communicatie in zijn algemeenheid” en in 1964 het idee kreeg om een televisiestrip voor kinderen te maken.
Chanowski vertelde mij in oktober 1968: ”We maakten een proeffilmpje, uitgaande van een fabel van Jean de la Fontaine.
We hadden de Franse taal gekozen, omdat we het filmpje tijdens internationale beurzen wilden tonen. Het sloeg wel aan, alleen was niemand bereid de aanloopkosten voor zijn rekening te nemen. En mijn bedrijf, met nu 38 mensen, was en is te klein om zo’n serie te financieren. Maar we bleven er wel mee bezig. Als je zoiets opzet, kun je niet zonder research. We gingen op beurzen kinderstrips kijken, praatten met mensen over wat er goed en wat er fout aan was. Spraken daarnaast ook met ouders en kinderen. Kijk, je bent er niet aan een stuk door mee bezig, maar wel regelmatig.”
Begin 1968 begon Chanowski een nieuwe poging om zijn kinderstrip te verwerkelijken. Er werd een aantal schrijvers benaderd en van hen schreef Leen Valkenier (1924-1996) de aardigste tekst. Valkenier, oud- redacteur van De Legerkoerier en reclameman, had van 1955 tot 1960 gewerkt op de afdeling Documentaires van de NCRV als regisseur en programmamaker. Voor het radioprogramma De Steravond had hij geregeld teksten geschreven. Leen Valkenier suggereerde Chanowski om er een Fabeltjeskrant van te maken. “Dat heeft deze achtergrond”, vertelde Valkenier mij op dezelfde oktoberdag in de opnamestudio: “De kinderen zien hoe vader ’s avonds in zijn stoel gaat zitten en de krant begint te lezen. Nu hebben de kinderen hun eigen krant waarin nieuws staat te lezen uit Het Grote Dierenbos.”
Er werden vier filmpjes gemaakt, die april 1968 de NTS werden aangeboden. De NTS zag er veel in en sloot een contract met Chanowski voor voorlopig vier maanden. Sindsdien is er in het bedrijf van Chanowski aan de Amsterdamse Prinsengracht koortsachtig gewerkt door twaalf mensen. “We letten niet op mooi”, zei Chanowski, “het liefste speelgoed van een kind is vaak een oude beer of een waardeloos dingetje, maar belangrijk voor ze is dat het beweegt. En ook heel belangrijk zijn de stemmen. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste programma’s niet aanslaan vanwege de stemmen. Wij hebben in elk geval veel aandacht aan de stemmen geschonken. Eerst maken we een hoorspel dat zo goed moet zijn dat het ook voor de radio kan worden uitgezonden. Daarna pas maken we de film erbij.”
Zeven fabels per week Maar elke aflevering van De Fabeltjeskrant begint bij de schrijver. Leen Valkenier had aanvankelijk ook een volledige baan op een reclamebureau. “Ik schrijf zeven fabels per week”, vertelde hij. “Dat is noodzakelijk, want anders kom ik achterop. Een fabel schrijven kost me ongeveer een avond en omdat ik niet elke avond vrij ben, schrijf ik er in het weekend. Een aantal strips is ontleend aan bestaande fabels van onder anderen De la Fontaine, de meeste echter bedenk ik zelf. Dat is erg moeilijk. Fabels zijn belérend. Ik overdrijf het een beetje om het belerende er af te krijgen. Er zitten ook woorden en uitdrukkingen in die kinderen niet of nauwelijks begrijpen. Die laat ik altijd door de uil vertalen. Het klinkt allemaal zo ernstig, maar in de eerste plaats wil ik op een speelse manier de Nederlandse taal gebruiken. In de tweede plaats schrijf ik voor een publiek van 2 tot 80 jaar. Het gaat in fabels immers om de hebbelijk- en onhebbelijkheden van ieder mens. Ieder pikt er uit wat hij er uit kan opnemen. Misschien vindt een kleuter De Fabeltjeskrant alleen maar mooi om de toon. De Fabeltjeskrant is voor mij eigenlijk een pakket dat algemeen menselijk is.”
Zo begon dus een onvergelijkbare televisiestrip, die dagelijks tussen de een en twee miljoen kijkers trok, in Nederland boeken en (korte tijd) een kindertijdschrift opleverde en natuurlijk een bioscoopfilm en een musical. Een strip die internationaal een succes werd in enkele tientallen landen, van Groot-Brittannië, Frankrijk, Israel tot Chili, El Salvador en Japan. Een strip die, zoals AD 2018 blijkt, telkens weer terugkomt!
Bronnen: NCRV-gids, Wikipedia
Geef als eerste een reactie